XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Naatje

betekenis & definitie

Naatje - Geen standbeeld in Nederland heeft ooit zo tot de verbeelding gesproken als "Naatje", dat het zelfs tot een volksliedje gebracht heeft: "Naatje van de Dam/Die moest verdwijnen/Voor de electrieke tram." Na de Tiendaagse Veldtocht in 1831 werden er plannen gemaakt om de behaalde glorie te symboliseren in een monument dat op de Dam moest komen. Het heeft echter jaren geduurd, eer die plannen in een daad werden omgezet. Op 10 okt. 1855 had de aanbesteding plaats en op 24 okt. 1855 werd de laatste funderingspaal geheid. De eerste steen werd op 10 dec. 1855 gelegd door de 13-jarige burgerwees Willem Frederik Morriën. Op 27 aug. 1856 werd het monument, vervaardigd door de beeldhouwer Louis Royer* (1793-1868), door koning Willem III onthuld.

Het was toen eigenlijk al in een tijd, dat men geheel anders tegenover de glorie van de Tiendaagse Veldtocht stond dan in 1831. De oprichting werd echter van conservatieve zijde sterk gestimuleerd. Het beeld "De Eendracht", zoals het eigenlijk heette, werd met grote feesten ingewijd, maar al spoedig ging men het monument zien als een herinnering aan het verleden dat maar beter vergeten kon worden. Bovendien kwam men al gauw tot de ontdekking dat het beeld toch niet zo mooi was. Het was een opeenstapeling van achtkante en vierkante brokken hardsteen, versierd met een leeuw, die volgens de Amsterdammers van die dagen meer van een goedmoedig keffertje dan van de koning der dieren had. Het werd bekroond met de bewuste, bijna vier meter hoge juffrouw Eendracht, later Naatje Eendracht en ten slotte Naatje geheten. "Het lijkt wel Naatje" verving zelfs in A. de uitdrukking "het lijkt nergens op". Men zegt dat het beeld al voor de onthulling zijn neus kwijt was. In ieder geval verloor Naatje op 2 mei 1907 een arm en in 1913 moest zij in verband met de verandering van de Dam en omgeving en het verleggen van de tramsporen verdwijnen. Toen ontstond het reeds genoemde liedje. Op 8 okt. 1913 besloot het gemeentebestuur "eendrachtig" tot verwijdering van het Monument van de Eendracht, waarvoor een krediet van ƒ 5.000 beschikbaar werd gesteld.

Op 8 apr. 1914 werd Naatje in de takels genomen en verwijderd. Het hardstenen basement, vervaardigd door Tétar van Elven, werd verkocht en Naatje, die in de loop van de jaren verdeeld werd in een hoofd en een romp, belandde ten slotte via allerlei gemeentewerven in de kelders van het Stedelijk Museum. Uit een van de fragmenten maakte de beeldhouwer Leo van Dorp voor J.H. van Twisk, de bewoner van de voormalige molen van de Groot-Duivendrechtse Polder aan de Ouderkerkerdijk, o.a. een babykopje. Naatje is nog eenmaal teruggekeerd naar haar oude plaats op de Dam. Dat was in 1950, toen het 500-jarig bestaan van de Kalverstraat werd gevierd en er een oud Amsterdam in miniatuurformaat, Damstad genaamd, op de Dam verrees van de beeldhouwer H. van Lith. Ditmaal duurde haar verblijf slechts twee weken. A. moest vervolgens 25 jaar wachten, maar thans staat haar beeltenis er weer: in de Wijde Kapelsteeg, hoek Rokin. Het opschrift luidt: "Naatje. Op 15 mei 1975 ter ere van Amsterdam 700 weer thuisgebracht door Proost Prikkels Redactie". Het beeld werd vervaardigd door de beeldhouwster Hanna Mobach.

LIT. Mr J.H. van den Hoek Ostende, Een baby van Naatje van de Dam, M.A. 1967, 217; Paul C.H. van der Goor, Het metalen kruis, O.A. 1977, 365; M. Koord, Naatje, O.A. 1977, 367; J.H. Kruizinga, Op de bres voor de Vrijheid, 1980, 17.