XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Koepelkerk

betekenis & definitie

Koepelkerk - Nadat in 1671 als laatste van een lange reeks protestantse kerken de Oosterkerk* was gebouwd, stond de protestantse kerkbouw twee eeuwen stil. Eerst de stadsuitbreiding buiten de Leidsepoort*, na 1850, maakte weer een nieuwe kerk nodig. Dat werd de Koepelkerk, de elfde hervormde kerk in de hoofdstad. De eerste steen werd gelegd op 11 sept. 1879 door de predikant-letterkundige J.P. Hasebroek*, de schrijver o.a. van "Johan- nes' Waarheid en Droomen".

De schepping van architect A.J. van Beek kon op eerste pinksterdag 1 juni 1884 in gebruik worden genomen met een preek van ds B.J. Adriani. De bouwkosten hadden ƒ 400.000 bedragen. De naam Koepelkerk werd ontleend aan de vorm van het gebouw. Onder een van de ramen werd een marmeren gedenkplaat aangebracht: "Ten jare 1578 op den 26en Mei werd de Gereformeerde Gemeente te Amsterdam door de verdrijving der regenten van den Spaanschen en Roomschen druk bevrijd. Deo Soli Gloria. Drie eeuwen later is deze kerk gesticht tot dankzeggend aandenken". In 1963 waren de dagen van de Koepelkerk, die een mooie afsluiting van het Leidsebosje* vormde, geteld. Omdat een groot tekort was ontstaan door het teruglopen van het aantal gemeenteleden, besloot het college van kerkvoogden op 23 sept. de kerk te verkopen. Dit kwam B. en W. goed uit, want volgens het bestemmingsplan rondom het Leidsebosje paste de Koepelkerk, die niet op de Monumentenlijst voorkwam, niet meer in het stadsbeeld.

Bovendien had zich in 1970 een koper gemeld, de Engelse ontwikkelingsmaatschappij Leisure International Limited. Deze betaalde in 1971 voor de Koepelkerk 3,6 miljoen gulden, terwijl tegelijkertijd het aangrenzende Persilhuis* voor iets meer werd aangekocht. Ondanks de vele protesten (Amsterdammers, redt uw Koepelkerk, uitgaande van Het Parool*) was de afbraak nabij. Op zaterdag 13 febr. gaf de Koepelkerkorganist Henk Loohuis het laatste orgelconcert en de volgende dag hield ds P. Spruyt de sluitingsdienst. De wijkgemeente kreeg eerst de beschikking over de aula van de Christelijke Scholengemeenschap in de Moreelsestraat, later werden de diensten gehouden in de oud- katholieke kerk in de Ruysdaelstraat.

Op 22 apr. 1972 werd begonnen met de afbraak van de Koepelkerk, enkele weken later was er van het karakteristieke gebouw niet veel meer over. De bronzen plaquette die aan de kosterij van de kerk aan de zijde van de Tesselschadestraat was aangebracht, werd gered. Deze plaquette herinnert aan het landelijke verzetswerk van de Ordedienst, die in de kerk zijn hoofdkwartier had. Op 7 mei 1947 onthulde prins Bernard de plaquette, die als opschrift draagt: "De koster H.F. Westerveld huisvestte

hier met voortdurend levensgevaar voor zich en zijn gezin van 25-3-1943 tot 5-5-1945 het Algemeen Hoofdkwartier van den O.D.". De plaquette werd aan de voorgevel van het Marriott-hotel*, dat op de plaats van de kerk verrees, aangebracht en op 4 mei 1974 opnieuw onthuld. Het orgel van de Koepelkerk, dat in 1887 door de firma J. Batz en Co. te Utrecht werd gebouwd (en dat in 1928 werd bespeeld door prof. dr Albert Schweitzer), bleef bewaard. Het werd in 1972 overgebracht naar de Onze Lieve Vrouwe Koningin van de Vrede-kerk in de Pijnackerstraat 9.

LIT. J.A. Groen jr, Illegale activiteiten in de Koepelkerk, O.A. 1970, 98; J.H. Kruizinga, Op de bres voor de vrijheid, 1980, 102; Cor Boer en Theo Proeskie, Orgels in Amsterdam, 1980, 15 en 74; Onno Boers, Afgebroken Amsterdam, 1984, 41.