Kattenburg, een van de in 1658 in het IJ-water aangeplempte Eilanden*, is vanouds het eiland van de marine en van de scheepswerven geweest. Hier staat nog het oude Zeemagazijn* van de Admiraliteit*, door Vondel* in 1658 bezongen. Aan de scheepswerven herinnert ook nog de oude poort in de Kattenburgerstraat met het monumentale fronton, eveneens door de Admiraliteit hier gesticht. De poort geeft nog steeds toegang tot de terreinen van de marine. De Marinekazerne* staat op de plaats van de oude Marinierskazerne.
Het Mariniersplein houdt in zijn naam de herinnering levendig aan de mariniers, beschreven door Cor Bruijn in zijn boek "Koentje van Kattenburg". De benaming van de straten was hier verder heel eenvoudig: er waren de Grote en Kleine Kattenburgerstraat, de Kattenburgervoor- en -achterstraat, de Eerste, Tweede en Derde Kattenburgerdwarsstraat, de Kattenburgerkade en het Kattenburgerplein. Dit laatste had met enkele mooie gevels, de oude bomen en de banken iets heel aantrekkelijks. De sanering van de Oostelijke Eilanden begon met het gemeenteraadsbesluit van 28 juni 1961 betreffende de krotopruiming. Nadat verschillende woningen onbewoonbaar waren verklaard, hebben de slopers op 8 mrt. 1963 het breekijzer gezet in de percelen Grote Kattenburgerstraat 150 en 152. In dec. van dat jaar waren er al 257 woningen ontruimd en 23 percelen (70 woningen) gesloopt. Op 1 nov. 1963 is de goedkeuring van het ministerie van Volkshuisvesting afgekomen voor het onteigeningsplan, zodat de sanering verder ongehinderd kon doorgaan. Op 25 mrt. 1968 sloeg burgemeester Samkalden* de eerste paal voor een complex studentenwoningen voor 330 alleenwonende studenten en 32 studentenechtparen.
De gevel aan het Kattenburgerplein werd gevormd door herbouwde gevels van het oude Kattenburg. Dit complex van de Stichting Studenten Huisvesting werd ontworpen door architect Pieter Pols. De kosten bedroegen ca. ƒ 5 miljoen. Na het "slopende" proces op Kattenburg is men in 1974 begonnen met de bouw van 550 woningen, waarvoor de Kattenburgervaart gedeeltelijk moest worden gedempt. Twee jaar later begon de afdeling Beplantingen van de gemeente met de aanleg van daktuinen op Kattenburg. Op een ca. 20 cm dikke plasticlaag kwam dertig cm aarde, waarin planten en heesters werden gepoot. Op de begane grond, in het Kattenburgerhof, kwamen groenstroken, paden en speelgelegenheden. Op het Kattenburgerplein staat tegenover het Scheepvaartmuseum* op een paal een voorstelling van een scheepje met een saluerende matroos, vervaardigd door Alphons Freymuth.
LIT. J.H. Kruizinga, Adieu Kattenburg, 1966; id., De Oostelijke Eilanden van Amsterdam, 1985; Th.M. Bosscher, 's Lands zeemacht op Kattenburg, O.A. 1987, 58; Topgevels zonder panden, O.A. 1993, 138; R. van Putten, De Plantage, Kadijken en Oostelijke Eilanden, 1999; Ton Heydra, Een roerig volkje, 1999; Marius van Melle en Niels Wisman, De bloednacht van Kattenburg, O.A. 2002, 38.