XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Kamer van Koophandel en Fabrieken

betekenis & definitie

Kamer van Koophandel en Fabrieken - De Kamer van Koophandel en Fabrieken, De Ruijterkade 5 en Strawinskylaan 5, is een college van Franse oorsprong, dat gegroeid is tot een onmisbaar instituut in het bedrijfsleven van A. Op 1 mei 1811 werd de Kamer gesticht. Bij de inlijving van Nederland door Frankrijk moesten namelijk veel Franse instellingen van de Fransen worden overgenomen door de Nederlanders. De eerste jaren vergaderde de Kamer, bestaande uit vijftien vooraanstaande handelsmensen, in het stadhuis*; daarna, tot 1818, in het huidige universiteitsgebouw in de Oudemanhuispoort*, vervolgens enige jaren in een huis op de Herengracht (nu nr. 573). Daarna werd weer verhuisd naar het Stadhuis, waar de Kamer tot 1910 gevestigd was, waarna zij in de Beurs van Berlage* trok.

In 1968 werd verhuisd naar het Koningin Wiihelminaplein en op 3 apr. 1990 betrok de Kamer een nieuw gebouw aan de De Ruijterkade, waar zij de ruimte deelt met de VVV*. De werkwijze, het doel en de indeling van de Kamer zijn in de loop van de jaren herhaaldelijk gewijzigd, voor het eerst, en zeer ingrijpend, in 1816, maar altijd is de Kamer een belangrijk instituut geweest in het A'damse leven. In 1828 werd de Kamer ondergeschikt gemaakt aan het stadsbestuur. In 1872 werden de vergaderingen openbaar. Voortdurend werd het aantal leden uitgebreid. In de jaren 1880-1914 richtte de Kamer vooral haar aandacht op het totstandkomen van goede verkeerswegen te water en te land. Na 1914 zag zij zich voor geheel nieuwe problemen gesteld, zoals de zilverbonden en de uitvoerverboden, om nog maar te zwijgen van latere kwesties, zoals de verbinding van de IJ-oevers, de havengelden, de verbinding A.-Rijn. De Kamer heeft zich in de loop van de jaren ontwikkeld tot een instituut dat herhaaldelijk door de overheid geraadpleegd wordt als er grote werken staan te gebeuren en dat ook voor de handel grote betekenis heeft, vooral na de reorganisatie van 1921. In 1917 was nl. de Handelsregisterwet ingediend. Deze bepaalde dat samenstelling, inrichting en bevoegdheid van de Kamers van Koophandel bij de wet geregeld zouden worden.

In 1921 trad de Wet op de Kamers van Koophandel in werking, waarbij over het hele land 36 kamers werden ingesteld. Op 1 apr. van dat jaar aanvaardde de nieuwe A'damse Kamer haar werk. De Kamer is tegenwoordig samengesteld uit een afdeling Grootbedrijf en een afdeling Kleinbedrijf. Een belangrijke taak is ook het beheer van het Handelsregister, waarin iedere onderneming moet zijn ingeschreven. De leden van de twee afdelingen worden gekozen uit kiezerslijsten, opgemaakt aan de hand van dit register. Het register, dat een overzicht geeft van de ondernemingen en personen die het bedrijfsleven vormen, vormt ook de bron van inkomsten voor de Kamer. Voorts heeft de Kamer een belangrijke adviserende functie, waarvan vooral de overheid ruim gebruik maakt. Ook zijn er een handelsvoorlichtingsdienst en een informatiebank voor startende ondernemingen.

LIT. Dr Joh. de Vries, 1811-1961 met Amsterdam als brandpunt. 150 jaar Kamer van Koophandel en Fabrieken, 1961; H.A. Diederiks, De Kamer van Koophandel, 1811-1961, O.A. 1986, 114; P.E. de Hen e.a., Om het behoud van een explosieve stad. Werk en welvaart in en om Amsterdam 1961-1986, 1986; Peter-Paul de Baar, Grote veranderingen rond het Centraal Station, O.A. 1990, 52; id., Het nieuwe gezicht van de IJ-oevers, O.A. 1990, 220.

< >