XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Jacobs, Eduard (Ezechiël)

betekenis & definitie

Jacobs, Eduard (Ezechiël) - Eduard (Ezechiël) Jacobs (1868-1914), begon zijn loopbaan bij de fabrikant van goud-, zilver- en graveerwerken Jacob B. Citroen aan de Sarphatistraat 103. Na twee jaar trad hij in dienst bij de Gebroeders Boas, juweliers aan de Nieuwe Keizersgracht 16. Daar maakte hij kennis met Sol.J. Kinsbergen, de latere kapelmeester en theaterdirecteur, en met Jacques Coïni, eerste regisseur van de New York Opera Company.

Jacobs organiseerde met hen variétévoorstellingen en hij schreef toen zijn eerste liedjes. In 1890 vertrok hij naar Parijs, waar hij vier jaar verbleef. In Nederland teruggekeerd werd Jacobs als "regisseur du genre" verbonden aan het Grand Théâtre* in de Amstelstraat. Van 1895 tot 1904 zong hij zijn door sommigen ontuchtig genoemde liedjes in de Quellijnstraat 64, in de gelegenheid die officieel Het Wapen van Habsburg heette, maar in de volksmond De Haps, Habbelbabs of De Kuil werd genoemd, later gewijzigd in "Sociëteit Apollo". Het jaar 1895 wordt daarom wel gezien als de geboortedatum van het Nederlands cabaret. Tot de bekendste liedjes van deze cabaretier behoorden: 't Aristocraatje, De Bankiertjes, Klacht van een Koloniaal en Het Boterbriefje. Van 1912 tot 1914 maakte Jacobs een tournee door Nederlands Oost-lndië en na zijn terugkeer trad hij op in het "Panopticum"*, dat later als Centraal Theater* zijn deuren zou openen. Hij overleed in de Gijsbrecht van Aemstelstraat 30 op 46-jarige leeftijd aan een "slepende kwaal". Op zijn begrafenis op de Israëlitische Begraafplaats te Muiderberg zei Jean Louis Pisuisse* over hem: "Jacobs was niet de man van het gratievolle gebaar, van de fluwelen tong; hij gaf het leven en zijn liedjes, zoals hij het zag als kunstenaar".

LIT. Alex de Haas, De minstreel van de mesthoop, 1958; J.E. van de Kamp, Grepen uit de collectie, O.A. 1966, 194; J.E. van de Kamp, Mens, durf te leven, 1978, 31; Corrie Verkerk, Stadsgezichten, honderd grote Amsterdammers uit de twintigste eeuw, Het Parool, 1999.