XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Fiets

betekenis & definitie

Fiets, aan het einde van de 19de eeuw langzaam maar zeker ingeburgerd, steeds populairder geworden, steeds goedkoper en beter van constructie, heeft A. veroverd als geen andere stad ter wereld. In 1939 telde men op een bevolking van krap 800.000 mensen ruim 250.000 fietsen, hetgeen wil zeggen dat ongeveer een op de drie inwoners, baby's en grijsaards meegerekend, dit vervoermiddel had. "Town of a million bicycles" heette A. bij de Amerikanen. Een overdrijving, maar een feit is dat in de jaren na 1925, toen de fiets ook financieel bereikbaar werd voor praktisch iedereen, de rijwielen zo algemeen werden dat de tram er een ernstige concurrent aan had. In 1921 schrijft het Algemeen Handelsblad*: "Die eindelooze rij van drie, vier fietsers naast elkaar de gehele Weteringschans langs, maken het oversteken levensgevaarlijk". Met name in de oorlogsjaren 1940-'45 bleek de fiets een nuttig en onmisbaar onderdeel in het dagelijks leven te gaan spelen.

De eerste fietsenhandel in ons land was in A. gevestigd. Dat was in 1868 in de Plantage*. Een jaar later werd op de Schans* bij de Raampoort* Nederlands eerste rijschool voor fietsers geopend. Ook Simplex had in 1896 een rijschool aan de Overtoom, terwijl men tot 1922 tevens bij Fongers' Rijschool, Nassaukade 387, fietsen kon leren (zie ook: Rijwielschool Velox). In 1896 vestigden J. Meijer en J.H. Kühn aan Weesperzijde en Jan Bernardusstraat de Eerste Amsterdamsche Rijwielvereeniging. De eerste grote fietsententoonstelling werd in 1895 in het Paleis voor Volksvlijt* gehouden. Met de populariteit van de fiets kwamen ook de fietsenstallingen op. Later kwamen er speciale fietspaden, fiets- tunnels en fietsroutes.

In onze tijd worden er nergens zoveel fietsen gestolen als in A. In 1974 werden 15.101 fietsen als gestolen aangegeven. In 1978 was dit tot bijna 10.000 teruggelopen. Dit cijfer zegt evenwel niet veel over het werkelijke aantal ontvreemdingen, omdat het verzekeren van fietsen steeds kostbaarder werd en bij oude fietsen zelfs niet meer mogelijk. De prikkel tot aangifte bij diefstal verviel hiermee. In 1984 werd de Enige Echte Nederlandse Fietsersbond opgericht. Deze plaatste in dat jaar het 1.300-ste fietsenrek op het terrein van het Wilhelmina Gasthuis*. Het werd onthuld als ware het een standbeeld.

Van alle voorzieningen op het gebied van de fietsbeveiliging lijkt het door de ENFB ontwikkelde rek het best bestand tegen fietsdiefstal. In 2000 bedroeg het aantal officieel als gestolen aangegeven fietsen nog altijd meer dan 10.000. Waarschijnlijk bedraagt het werkelijke aantal het viervoudige. In 1960 fietsten tijdens de avondspits 300.000 mensen door A., in 1994 waren dit er nog maar 70.000. Opmerkelijk is dat fietsen tegenwoordig vooral bij mensen met een hoger inkomen populair is. In 2000 werd in A. opnieuw een proef genomen met "witte fietsen" (zie: Wittefietsenplan). Luud Schimmelpenninck, de initiatiefnemer, baseert zijn project op het statiegeldprincipe. Er kan een fiets gehuurd worden van een onbemande stalling.

LIT. Dr J.M. Fuchs en W.J. Simons, Allemaal op de fiets in Amsterdam, O.A. 1978, 34; Frank Calesloot en Peter-Paul de Baar, De Amsterdamse fietsenindustrie, O.A. 7997, 798; Wim Visscher, Amsterdam heeft "tunnelitis", O.A. 1992, 264; A.A. Albert de la Bruhèze, F.C.A. Veraart, Fietsverkeer in praktijk en beleid in de 20ste eeuw, 1999; Karin Broer, Verkeer per rijwiel is noodig en gemakkelijk: Amsterdam als fietsstad, O.A. 2000, 38.