XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 21-06-2018

Bolwerken

betekenis & definitie

Bolwerken - Bij de uitbreidingen* in de 17de eeuw werd A. omgeven met een vestingwal, voorzien van poorten*, een gracht, torens en 26 bolwerken: een hecht, massief en beproefd verdedigingswerk dat de stad meer dan twee eeuwen omsloten heeft. De bolwerken zijn echter na 1825 successievelijk verdwenen en later, na 1870, toen de herleving van de stad begon, opgenomen in de koortsachtig ondernomen uitbreidingen van die jaren en daarna. De vestinggordel, die de Buitensingelgracht als uiterste grens van de bebouwde stad had, was 8 km lang. Met de aanleg van het westelijke deel tot aan de Leidsegracht was men al in 1612 begonnen. In de jaren voor 1672 werd de halve cirkel om A. gecompleteerd.

De Buitensingelgracht, die ooit de vijanden op een afstand moest houden, heeft haar oorspronkelijk karakter door aanplempingen verloren en de Schans* daarachter is veranderd in straten als Marnixstraat, Weteringschans en Sarphatistraat. De molens* op de bolwerken zijn verdwenen, behalve de Gooyer*, en die staat niet eens meer op zijn oude plaats. De Hogesluis* was over de Amstel een deel van de verdedigingsgordel en wel een "gordijn", zoals de rechte stukken tussen de bolwerken heetten. Dit gordijn was langs de oever en door het water getraceerd, andere liepen over land. Aan de IJ-kant West heette het uiterste bolwerk Leeuwenburgh of Blaauwhooft*, aan het einde van de tegenwoordige Zoutkeetsgracht. In volgorde waren er dan verder De Bocht, Westerbeer* en Slooterdijck (aan weerszijden van de Haarlemmerpoort*), Haerlem (ter hoogte van de tegenwoordige Rotterdammerbrug), Carthuysersbolwerck, Slootermeer, Rijckeroort, Rijck (einde Rozengracht), Nieuwerkerck, Osdorp, Sloten, Schinckel, Amstelveen (einde Spiegelgracht), De Wetering, Reguliersbolwerck, Ouderkerck (Huidekoperstraat), Westerblockhuys, Oosterblockhuys (plaats van het tegenwoordige Amstelhotel), Weesp, Diemen, Muiden, Oude Waal, Oosterbeer (daar stond de Gooyer), Jaap Hannes* en Zeeburch. Slechts van een van de 26 bolwerken is althans de vorm nog te herkennen en wel van Haerlem, bij de Rotterdammerbrug. Aan het einde van de Palmgracht schiet het Eerste Marnixplantsoen met een scherpe hoek vooruit in de Singelgracht. Het is nog enige tijd in gebruik geweest als Noorderkerkhof*.

LIT. J. van Eck, De Amsterdamsche Schans en de Buitensingel, 1948; dr. L Jansen, Het Bolwerk Weesp, O.A. 1967, 251; id., Bolwerk "Rijkeroord" en brug 165, O.A. 1969, 186; Dedalo Carasso, Twee blokhuizen en twee zondagsschilders, O.A. 1976, 44.