XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Beurs

betekenis & definitie

Beurs - Het spreekt vanzelf dat al in de Middeleeuwen, toen de handel in de stad reeds bloeide, de kooplieden op gezette tijden en op een vaste plaats bij elkaar kwamen om zaken te doen. Natuurlijk bleven zij bij die zaken liefst in de buurt van de haven, toen nog de Amstelmonding, Het Water*. Die vaste vergaderplaats van de kooplieden was in de Middeleeuwen de Warmoesstraat tussen Sint Olofspoort en O.Z. Armsteeg, een openluchtbeurs. Bij slecht weer scholen de kooplieden onder de luifels van de huizen.

Op de Oudebrug* was de arbeidsbeurs, waar werkgever en werknemer elkaar ontmoetten. In oude beschrijvingen van de stad leest men altijd weer van de grote drukte die de kooplieden van alle nationaliteiten in de Warmoesstraat veroorzaakten. De Warmoesstraat werd zo druk dat de vroedschap* de vergaderplaats van de kooplieden, kort na 1566 vermoedelijk, deed verplaatsen naar de Nieuwebrug*, die in 1561 al was versterkt en vergroot. Daar was ook het "paelhuysken", waar de schippers hun paalgeld, hun havengeld, moesten voldoen. Daar was het echter voor de kooplieden op den duur niet om uit te houden; zij hadden er geen beschutting bij regen en harde wind. Daarom werd hun na de Alteratie* de Sint Olofskapel*, die leegstond, toegewezen "tot een vergaerplaetse off beurse". Vanaf 3 febr. 1584 mochten "de Maeckelaers deser Stede" zich verzamelen in "'t Kercken-Cantoer" van de Oude Kerk*.

Deze ruimten waren echter alleen voor de kooplieden beschikbaar bij slecht weer en zij moesten zich met de zomerdag toch op de Nieuwebrug verzamelen. Een beursgebouw was er dus nog niet, een beurs echter wel. Toen in 1592 een keur op doen en laten van de kooplieden werd vastgesteld, heette het dat de heren het nodig hadden gevonden "eenighe forme van Beurse by provisie inne te stellen". Een provisorische beurs, men had dus al grotere plannen. Blijkens die keur werd de beurs van klokke elf tot klokke twaalf gehouden. Bovendien 's zomers van half zeven tot half acht 's avonds, en in de andere maanden, als het donker vroeger inviel, van een half uur voor het luiden van de poortklok tot "het afflaeten van deselve".