XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Beul (I)

betekenis & definitie

Beul (I) - Of scherprechter. In A. werden, evenals in andere Hollandse steden, volgens een privilege uit 1291 de terechtstellingen verricht door de te Haarlem woonachtige beul van de graaf, later van het Hof van Holland. Was deze verhinderd, dan liet A. de beul van Utrecht komen. Voor de justitiedag werd een aantal vonnissen opgespaard. Ze werden voltrokken op het op de Dam* voor het stadhuis* opgerichte schavot.

De vonnissen omvatten ophangen, radbraken, geselen, brandmerken en te pronk stellen. De lijken van de geëxecuteerden werden overgebracht naar de Volewijck*. Naast de Haarlemse scherprechter, die in het openbaar optrad, stond de binnenscherprechter of dienaar der justitie in de boeien. Hij was een stedelijk ambtenaar, die in de verhoorkamer aanwezig was voor het pijnigen en geselen. Van 1795 tot 1811 had A. een eigen scherprechter. De toen ingevoerde rechterlijke organisatie verbond de beulsfunctie aan een gerechtshof. Als zodanig deed op 22 nov. 1854 Dirk Jansen voor het laatst zijn werk; niet op de Dam, maar voor de muur van de cellulaire gevangenis bij de Leidsepoort*.

LIT. Dr. I.H. van Eeghen, De Beul te Amsterdam, M.A. oct. 1954, 120; id., De positie van de scherprechters in Nederland in de 19de eeuw, Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis, 1955, 93; id., Moord of doodslag? De laatste openbare terechtstelling te Amsterdam, 1854, J.A. 1965, 120.