XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

A.R.M.

betekenis & definitie

A.R.M., Amsterdamse Rijtuigmaatschappij, voor de verhuizing naar Naarden gevestigd De Boelelaan 7, werd op 14 sept. 1881 opgericht als NV Rijtuigmaatschappij met Jan Polderman als directeur. Deze had een stalhouderij aan

het Singel 470, waar het zoontje van de rector van het gymnasium aan de overkant van de gracht, Jacobus Kappeyne van de Coppello, vaak op bezoek kwam. Deze jongeman die advocaat werd, was de stuwende kracht achter de Rijtuigmaatschappij, die koetsen met paarden verhuurde. De concurrent was de in 1880 door Isaac de Groot opgerichte Amsterdamsche Rijtuig Vereeniging of de "Vennootschap tot het verhuren van Paarden en Rijtuigen". Droegen de koetsiers van de Rijtuigmaatschappij witte hoeden, rode vesten en grijze getailleerde jassen, die van de Rijtuig Vereeniging waren wat stemmiger gekleed en droegen blauwe jassen en blauwe hoeden met een kleurige kokarde. Al gauw werden de koetsiers van de Rijtuigmaatschappij "aapjeskoetsiers" (zie: Aapjes) genoemd, vanwege hun kakelbonte uiterlijk. De concurrentiestrijd tussen de Withoeden en de Blauwhoeden werd door eerstgenoemden gewonnen. Op 1 nov. 1884 kwamen Jan Polderman en Isaac de Groot overeen hun bedrijven tot één bedrijf samen te smelten. Het werd de NV Amsterdamsche Rijtuig-Maatschappij, onder directie van Jan Polderman en met mr Jacobus Kappeyne van de Coppello als voorzitter van de raad van beheer. Een vooruitgang in het koetsenverhuur- bedrijf was de aanschaffing van de telefoon, door de International Bell Telephone Company in 1880 in A. geïntroduceerd. De A.R.M. was een van de eerste aanvragers en zij kreeg nummer 536.

Dit nummer gold voor vier stallen van de A.R.M.: Singel 470, Herengracht 421 en 323 en Reguliersdwarsstraat 90-92. In 1911 beschikte de A.R.M. over 15 stallen en de werkzaamheden omvatten het verhuren van gehele equipages, handel in luxe-, rij- en trekpaarden, stalhouderij, vervoer van koopmansgoederen, verhuizingen, opslag van meubilair, verhuur van zogenaamde expediteurskarren en van reclamebestelwagentjes met paard en koetsier, levering van foerage, stalling van paarden, rijtuigen en karren, aanmaak en herstel van rijtuigen, carrosserieën en ander rollend materieel en exploitatie van gebouwen. De A.R.M. beschikte over een smederij, een zadel- en tuigmakerij, een bankwerkerij en een schilderswerkplaats, alle gevestigd aan de Overtoom. Inmiddels hadden zich bij Trompenburg* aan de Amstel de gebroeders Spijker* gevestigd, die van koetsenbouwers (o.a. de Gouden Koets* in 1897) automobielbouwers werden. In 1900 konden de Spijkers Oacobus en Hendrik) op de automobieltentoonstelling in het Paleis voor Volksvlijt* hun eerste producten tonen: de Spijker Comfortable meteen 3 pk motor (voor 2450 gulden) en de Spijker Duc (voor 3250 gulden). Liep de Spijkerauto op benzine, een nieuwe vinding was de elektrische auto Atax. Op 28 dec. 1908 werd door de A.R.M. officieel opgericht de NV Amsterdamsche Taxameter Automobiel Maatschappij Atax*. Mr Jacobus Kappeyne van de Coppello werd benoemd tot secretaris. De A.R.M. gebruikte deze automobielen totdat in 1912 de fabriek van Spijker werd overgenomen en de naam Auto Exploitatie Maatschappij werd. In 1925 ging de Atax met Citroën-benzineauto's rijden, die net zo populair werden als de elektrische voorgangers.

Met de opkomst van de auto werd de rol van het paard steeds kleiner, maar in 1920 telde de A.R.M. nog 450 paarden en 275 rijtuigen. In het hele bedrijf werkten 700 man: 100 op kantoor, 200 bij het paardentransport, 225 op de Atax, 50 bij de Auto Exploitatie Maatschappij en 125 op de verschillende werkplaatsen in de stad. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vorderden de Duitsers het wagenpark van de A.R.M., die toen weer het paard in dienst nam. Oude sleperswagens werden opgeknapt, net als de brouwers- karren, de koetsjes en de platte wagens. Toen moesten de paarden worden ingeleverd, die gekeurd werden en het stempel "Tauglich" op hun bil kregen. Een stalknecht zette er "Un" voor op een stempel, zodat nog heel wat paarden behouden bleven. Na 1945 legde de A.R.M. zich weer toe op het vrachtvervoer en het bedrijf wist nog 40 taxi's op te scharrelen.

De Atax-en bleken zorgenkindjes en zij verdwenen in 1954 voorgoed uit het stadsbeeld. Zij waren ondergebracht in gebouw Plancius* aan de Plantage Kerklaan. De inkomstenbronnen bestonden toen uit verhuizing en meubelopslag, vleesvervoer, verhuur van vracht- en personenauto's met of zonder chauffeur (AVIS), een autorijschool en garages. Later steunde het bedrijf met twintig werkmaatschappijen op drie pijlers: de verkoop van personenauto's en bedrijfswagens en internationale autoverhuur. Op 7 okt. 1981 herdacht de A.R.M. haar honderdjarig bestaan. In 1998 verhuisde het bedrijf, dat inmiddels gefuseerd was met Stokvis, naar Naarden. Op het Rijtuigenhof, waar ooit de A.R.M. gevestigd was, werd in 1983 een speelkunstwerk van Jelle Kramer geplaatst.

LIT. Guurt Meyloph en Willem Bosch, Honderd jaar handel in paardekracht, 1981; J. Wagener, Naast de Overtoom vervangen woningen paardekrachten, O.A. 1983, 274.