XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Aapjes

betekenis & definitie

Aapjes zijn de opvolgers van de Brommertjes*, huurrijtuigen, die in de eerste helft van de 19de eeuw in de stad reden. De naam, die later op de rijtuigen is overgegaan, werd aanvankelijk gegeven aan de koetsiers van de Amsterdamse Rijtuigvereniging, die er met grijze jas, rood vest en witte hoge hoed uitzagen als het beroemde aapje Teun, afgebeeld met rood jasje op oude schoolplaten. De koetsiers van de Amsterdamse Rijtuigmaatschappij (zie: A.R.M.) zagen er in hun donkerblauwe livrei minder potsierlijk uit. Toen in het begin van de 20ste eeuw de Atax* op de weg verscheen en de auto steeds meer terrein won, verging langzaam maar zeker de glorie van de aapjeskoetsiers. Er waren beroemdheden bij, zoals de in 1945 overleden Taaie Janus, die met zijn aapje naar Wenen reisde en vele vorsten en staatshoofden, die A. incognito wilden zien, door de stad heeft gereden.

In studentenkringen was vooral bekend Cornelis Verschuur, alias "de Taaie". Brieven, geadresseerd "Koetsier de Taaie", kwamen altijd terecht. In de Eerste Wereldoorlog hebben de aapjes, toen er geen benzine meer was, nog een periode van bloei gekend. Daarna ging het snel bergafwaarts; omstreeks 1935 waren er nog slechts vier originele aapjes tussen de stationerende taxi's te zien. Toen evenwel in 1940 opnieuw de oorlog losbarstte, werden de oude aapjes weer van stal gehaald. Gedurende de oorlog hebben de vaak zeer vervallen rijtuigen, herinneringen aan het verleden, nog gereden.

LIT. W. Schatens jr, Aapjes en Taxi's, O.A. 1951, 82.