X-Y-Z der Muziek

Casper Höweler (1939)

Gepubliceerd op 02-12-2020

Viool

betekenis & definitie

het hoogste strijkinstrument van het moderne orkest, dat tevens in de kamermuziek groote beteekenis heeft. Het corpus bestaat uit een gewelfd voor- en achterblad, verbonden door den ‘rand’ met ronde schouders; ongeveer in het midden is het instrument smaller, zoodat de strijkstok voldoende ruimte heeft bij het bespelen van de hoogste en de laagste snaar.

Aan dit corpus is de hals bevestigd, die eindigt in de krul. De snaren worden gespannen tusschen het staartstuk, onder aan het corpus, en de schroeven, die in de krul geklemd zijn; zij loopen over een flauw gebogen kam. De stemming is: g, d1, a1, e2, Men bespeelt het instrument door de snaren met de vingers van de linkerhand stevig op den toets (het zwarte deel van den hals) neer te drukken en ze met een strijkstok in trilling te brengen, die aan de rechterhand is toevertrouwd, of door de snaren met de vingers van de rechterhand te tokkelen (pizzicato); pizzicato met de vingers van de linkerhand, waarvan enkele dan tevens de snaren moeten afknijpen, komt zelden voor (Tzigane van Ravel).In het orkest van symphonie en opera zijn de violen verdeeld in twee partijen; eerste en tweede violen. De eerste violen hebben vooral een melodische functie. Wij verwijzen alleen naar een enkele passage, waarbij de eerste violen begeleidend optreden: tremolo in de inleiding van Wagner's Walküre, gebroken accoorden in het Trio van den treurmarsch uit Beethoven's Eroica. De hoogte van de violen leent zich voor visionnaire effecten: het begin van het voorspel Lohengrin (divisi); de laagte voor rouw: het begin van den treurmarsch uit Beethoven's Eroica. Van de tallooze mogelijkheden noemen wij slechts enkele uitersten: het vogeltje in ‘Petit Poucet’ uit Ravel's ‘Ma mère l'Oye’, ezel en kippen in ‘Le carnaval des animaux’ van Saint-Saëns en ‘Des Helden Gefährtin’ uit Strauss' ‘Ein Heldenleben’. Den gevaarlijken sordino (demper), meestal een goedkoope rouwdrager, heeft Debussy in ‘Ibéria' als Nocturnetimbre bij uitnemendheid aangewend (pag. 61 studiepart.); in hetzelfde werk hoort men het pizzicato als gestyleerden gitaarklank (pag. 88).

Een meesterlijk gebruik van het flageolet geven de inzetten van Mähler's eerste symphonie (‘Wie ein Naturlaut’) en van het feërieke Scherzo uit Berlioz' ‘Roméo et Juliette’. Een zeer apart effect bereikte Mahler in het tweede deel van zijn vierde symphonie, door de stemming van de soloviool te veranderen (alle snaren een toon hooger dan normaal), zoodat het instrument ‘wie eine Fiedel’ klinkt.