Gepubliceerd op 18-08-2020

Vollen (lakenweverij)

betekenis & definitie

De afwerking van wollen stoffen bestaat in noppen, pluizen, wasschen en vollen. Het laken ziet er -na het verlaten van het weefgetouw onoogelijk uit door vuil en vet.

Men begint met het te noppen, waarbij de uitstekende oneffenheden worden weggeschoren (vroeger door droogscheerders). Verder worden de ontbrekende draden met de naald ingeregen en daarna wordt de stof gewasschen. Het laken vertoont dan nog een los weefsel, waarvan draad voor draad te zien is. De bewerking van het vollen heeft nu ten doel, de oppervlakte dicht te maken. Deze berust op de eigenschap der wolharen, om onder den invloed van kneding, warmte, zeep en vochtigheid te gaan kroezen en te vervilten, zooals bijvoorbeeld de zolen van wollen kousen op den duur gaan kan doen. Hoe meer de vezels door elkaar liggen, hoe beter ze vervilten.

Vroeger geschiedde het vollen door treden met de voeten in den zgn. volkom. Later gebruikte men den vollermolen, waarbij men het laken tusschen walsen liet loopen of met stampers bewerkte. Zoo heeft men stampvolmolens en walsvolmolens. Om het goed te walsen, worden de einden aan elkaar genaaid, zoodat een band zonder eind verkregen wordt, welke tusschen de walsen gekneed wordt. Tot verdere reiniging van het weefsel gebruikt men bij het vollen de vollersaarde, een soort klei, welke door haar magnesiumgehalte vettig op het gevoel is en nog meer dan gewone klei de eigenschap heeft, vuil en vet op te nemen. Door het vollen wordt de sterkte en de dichtheid van het weefsel grooter, terwijl het tevens krimpt.

Men kan grondig vollen, men kan het ook oppervlakkig doen; de voortgang van het proces beoordeelt men op het gevoel, maar men kan ook de maat van de krimp bepalen. Het vollen moet niet te ruw geschieden, opdat geen zgn. volgaten ontstaan; om dit te voorkomen, maakt men het weefsel glad met olie. Na het vollen wordt het weefsel gewasschen en dan op ramen uitgespannen om te drogen. Hierop volgt het ruwen met den ruwmolen, welke een rol met fijne pennetjes of kaardebollen draagt. Ten slotte het scheren, waarbij de uitstekende haartjes op gelijke hoogte worden afgeschoren.De vollerij was van ouds een belangrijk onderdeel der lakenweverij. De volders of vulders woonden te Amsterdam in groot aantal op den Heiligen Weg bij de Vuldersloot. Deze is in 1650 gedempt. In Utrecht heeft men nog de Volderbrug, en te ’s-Gravenhage, Leiden en Haarlem de Voldersgracht, waar vroeger de vulders woonden. Thans is nog de geslachtsnaam De Vulder bekend. Boven het poortje van de Lakenhal te Leiden staat een volmolen tusschen stapels laken. Verder herinneren aan de lakenbereiding de namen Raamstraat, Raampoort enz.