Peetvader, peter, doopvader, doopheffer. Eigenlijk degene, die het kind ten doop houdt.
Bij de katholieken ook de getuigen bij het vormsel.Thans de benaming van het familielid, dat bij iemands doop getuige is geweest en in het bijzonder degene, naar wien de doopeling genoemd wordt.
Eertijds gaf de peet aan het kind een naam en daarbij nam hij de plicht op zich, in het geval, dat de ouders zouden sterven of hun ouderplicht zouden verzuimen, voor het kind te zorgen. Het was toen het gebruik, dat de peet het kind een geschenk gaf: de petegift of pillegift. Dikwijls was de peet de oom of de moei van het kind : petemoei (peettante), peetoom.