Gepubliceerd op 18-08-2020

Oorsmeer (geneeskunde)

betekenis & definitie

Gele, vetachtige stof, die zich vormt in de klieren, gelegen in de huid van de uitwendige gehoorgang. Geheel versch oorsmeer is wit, later wordt het geel, ten slotte bruin.

Het smeer beschut de gehoorgang tegen water en tegen stof. Het is dus wenschelijk, het niet te diep uit de gehoorgang te vegen; het komt van zelf door de kauwbewegingen naar buiten. Indien het smeer dik en vast wordt, ontstaat een prop, die de gang afsluit en doofheid geeft. Tengevolge van een muilpeer kan zulk een prop plotseling tegen het trommelvlies komen en een duizeling veroorzaken. Droge ooren met weinig oorsmeer zijn vatbaar voor ziekten.