Gepubliceerd op 18-08-2020

Ontginningsziekte

betekenis & definitie

Ziekte van landbouwgewassen, welke veel op ontginningen voorkomt en waarvan de oorzaak in den grond zelf is gelegen. Vooral twee gewassen zijn er zeer gevoelig voor nl. gerst en witte haver.

De verschijnselen der ziekte bij deze twee gewassen zijn de volgende: pleksgewijze, gele verkleuring van het veld; de planten hebben maar weinig blaadjes en deze hebben witte bladpunten, welke als wimpertjes neerhangen. Het kaf wordt wit, zelfs vóór den rijptijd. De aar blijft loos, de stengel behoudt lang zijn groene kleur, het stroo is groezelig, de stoppel loopt spoedig groen uit.Verkleuring van het gewas is altijd een ziekelijk verschijnsel, maar kan ook veroorzaakt worden door een te hoog of te laag kalkgehalte van den grond. Is er te veel kalk, dan zijn er grijze plekken in het gewas met geknikte blaadjes aan de planten. Kalkgebrek kan ook een gele kleur geven, maar is gewoonlijk niet pleksgewijs. Indien peulvruchten door ontginningsziekte zijn aangetast, is de opbrengst van stroo en zaad maar klein. Bieten en aardappelen vertoonen geen bepaalde ziekelijke verschijnselen, maar geven weinig opbrengst, zelfs bij sterke bemesting, daar de zieke planten het voedsel niet kunnen opnemen. Stadsmest en kopervitriool hebben echter een bijzonder genezenden invloed.

Bevat de grond veel gliede (zwart, pikachtig veen), dan is de oorzaak van de ziekte een scheikundige stof, welke in die gliede voorkomt. Bezanding en stalmest doen de ziekte wijken.