Gepubliceerd op 18-08-2020

Melaatschheid

betekenis & definitie

Een besmettelijke ziekte, veroorzaakt door den leprabacil, een bacil die veel op den tuberkelbacil gelijkt. Ook de ziekte zelf vertoont, door haar slepend verloop, gelijkenis met tuberculose.

Afrika wordt als de bakermat van de ziekte beschouwd. Volgens de geschiedkundige gegevens heeft Xerxes haar met zijn leger naar Griekenland overgebracht, terwijl het leger van Pompejus haar naar Italië overplantte. Reeds vóór de Kruistochten kwamen in ons land gevallen van melaatschheid voor, maar daarna is hun aantal sterk toegenomen, daar menig kruisvaarder de ziekte meebracht. Tusschen de elfde en vijftiende eeuw verspreidde de melaatschheid zich over geheel Europa. Men sprak toen van de „lazarije” naar de gelijkenis van Lazarus en den rijken man.Men onderscheidt twee vormen van de ziekte : den knobbelvorm en den gevoelloozen vorm. Bij den knobbelvorm begint de ziekte met de lepravlek, een witte of een donkere verkleuring van de huid, op een bepaalde plaats. Later ontstaan op die vlek verdikkingen, de zgn. lepraknobbels. Ook de beenderen van den schedel kunnen dikker worden, waardoor het hoofd wordt misvormd . Oogharen en wenkbrauwen vallen uit en het voorhoofd krijgt rimpels en plooien; men spreekt dan van een leeuwengelaat. Bij den gevoelloozen vorm woekeren de bacillen in de zenuwstammen, waardoor gevoellooze plekken in de huid ontstaan. Een gevolg van die gevoelloosheid is, dat er zweren ontstaan, die soms zoo diep gaan, dat de uiteinden der ledematen afsterven.

Omdat proefdieren niet vatbaar voor besmetting met leprabacillen zijn, is de studie. der ziekte moeilijk. De leprabacillen hebben de neiging zich te rangschikken, als halmen in een schoof of als sigaren in een bundel en merkwaardig is het groote aantal, dat in het lichaam van den zieke kan worden aangetroffen. De ophooping van bacillen kan leiden tot verdubbeling van den omvang van een lichaamsdeel.

De ontwikkelingstijd, de tijd, die verloopt na de besmetting, voordat de ziekte zich openbaart, is 3—6 jaar. De duur der ziekte is ongeveer 10 jaar, maar er zijn goedaardige gevallen, die wel dertig jaar duren kunnen. De doodsoorzaak is veelal een bijkomende nierontsteking of tuberculose.

Vroeger had elke stad een leprozenhuis; van die leprozenhuizen en hun regenten bestaan tal van schilderijen. Later werden die huizen bestemd voor huisvesting van zwakzinnigen en van dien tijd dagteekent de uitdrukking „belazerd”. In Amsterdam bestond de gewoonte, dat de melaatschen uit het leprozenhuis op Koppermaandag een optocht door de stad hielden en geld inzamelden. Van dien rondgang vindt men nog verscheidene teekeningen. Ook elders was het bedelen der melaatschen algemeen. Men gaf hen hiervoor een bewijs: „vuijlbrief” genaamd.

Zij waren verplicht een wit lint om den hoed te dragen en met een klap hun komst aan te kondigen. Ofschoon men de melaatschen als onrein beschouwde, gaf men hun gaarne geld; immers Lazarus, de Bijbelsche figuur, was de beschermheilige der leprozen. Lazarus was de man, die met zweren overdekt, welke de honden likten, aan de poort van het huis des rijken mans om kruimkes bedelde. (Lukas 16, vers 19—21). De melaatschheid werd beschouwd als de uitverkoren beproeving Gods. Mozes had de hand in eigen boezem gestoken: toen hij die hand aan de Israëlieten liet zien, was die wit als van een melaatsche. Toen hij de hand opnieuw in zijn boezem stak en haar daarop opnieuw liet zien, was de hand weer gewoon.Toen pas geloofden de Israëlieten, wat hij zeide.

Er bestaat in Nederland een vereeniging ter bestrijding van lepra, welke in 1918 een tehuis voor melaatschen stichtte, Heidebeek genaamd. In 1920 is de inrichting wegens geldgebrek gesloten.

Tegenwoordig is de ziekte in Europa, behalve in Italië, bijna verdwenen: men meent, door de toenemende zindelijkheid, want melaatschheid is maar weinig besmettelijk. De wijze van besmetting is onzeker. Het beste voorbehoedmiddel is zeep. Slechts bij verregaande onzindelijkheid is er besmettingsgevaar, evenzoo bij innige aanraking (in één bed slapen) en dan vooral voor kinderen. Bij open wonden is het gevaar grooter. Toch blijft het opmerkelijk, dat een ziekte, welke vroeger zoo algemeen was, thans bijna geheel uit onze samenleving is verdwenen.

Hier te lande zijn in het geheel slechts enkele tientallen melaatschen bekend, meestal Indischgasten. Men kent slechts een paar gevallen, waarbij de lijders de besmetting hier te lande hebben opgedaan, en men kan aannemen, dat de ziekte vroeger besmettelijker was dan tegenwoordig. Een verandering van besmettelijkheid komt ook bij andere ziekten voor. Dat sommige lijders echter toch zeer besmettelijk kunnen zijn, is gebleken in Honoloeloe, de hoofdstad der Hawaieilanden (zonder melaatschen), waar zich in 1853 een melaatsche Chinees vestigde. In 1880 waren daar 2000 melaatschen.

Thans komt de ziekte nog veelvuldig voor in Midden-Afrika, waar 10% der bevolking er aan lijdt en in Suriname, waar 3 % der bevolking is aangetast en verder in onze Oost.

In Indië is de ziekte vrij algemeen. Volgens schattingen zijn daar wel 50,000 melaatschen, waarvan een groot aantal op Ambon. De Batakkers maken korte metten met hen : zij verjagen ze of maken ze af. De zending heeft in Indië leprozenhuizen gebouwd: er zijn er thans 45, die te zamen 4599 zieken kunnen bergen. Verscheidene van die inrichtingen ontvangen rijksbijdragen. Het groote leprahuis op Bali behoort aan het Rijk en wordt beheerd door het Leger des Heils.

In 1909 werd bij de geboorte van prinses Juliana, als een huldeblijk, de leprozerie Donowdjo (vorstinnegift) op de Noordkust van Java gebouwd. Te Bandoeng is een vereeniging tot verbetering van het lot der melaatschen, welke vereeniging een eigen tijdschrift uitgeeft. Paramaribo is berucht om zijn melaatschheid. Men heeft daar het gouvernementsziekenhuis, waar 500 melaatschen verpleegd worden. Verder is er een partikuliere inrichting : Bethesda, met plaats voor honderd zieken, voorts heeft men er de Majellastichting, welke óók plaats heeft voor 100 patiënten. De Surinamers houden de ziekte niet voor besmettelijk, maar zijn van meening, dat men de ziekte krijgt, door het gebruik van spijzen, waarvoor men overgevoelig (treef) is.

Het inzicht, omtrent de juiste wijze van bestrijding, is in de laatste jaren gewijzigd. Men erkent, dat de bestaande leprahuizen voor de bestrijding der ziekte weinig beteekenen. Men tracht tegenwoordig de jeugd te beschermen, door onderzoek van de schoolkinderen en afzondering en behandeling der aangetasten. Men overweegt de oprichting van kinderleprozerieën. Verder prent men de kinderen vooral zindelijkheid in. Slechts in bijzondere gevallen, waarbij etterende wonden voorkomen, is afzondering der oude melaatschen nuttig; de meeste patiënten worden thans op het spreekuur behandeld. Een olie uit een O.I. boom (Chaumoga odorata) geldt als geneesmiddel.