Gepubliceerd op 18-08-2020

Kanselarij

betekenis & definitie

Het woord is afgeleid van het Lat.: cancelli: tralies. Tralies omsloten de ruimte, waarin de staatsstukken werden bewaard.

In de Middeleeuwen was kanselier de titel van den secretaris van den vorst, den hoogsten rijksdienaar.Later was kanselier de naam van den voorzitter van een hoogen rechtbank : kanselier van den Raad van Brabant, kanselier van den Provincialen Raad van Gelderland. Thans kennen wij het kanseliersambt niet meer, maar wel ,,De kanselarij der Nederlandsche Orden”, die een afdeeling is van het Departement van Financiën.

Te Leeuwarden is de Kanselarij nog de naam van het voormalige rechtsgebouw uit den tijd van Philips II (1566—1571), toen de hoogste rechter nog kanselier heette. Het is een der grootste en oudste gebouwen van Friesland en heeft in den gevel negen hardsteenen beelden, die de Christelijke deugden voorstellen. Thans is het archiefgebouw van Friesland. Kanselarijstijl is de stijl, waarin de stukken der kanselarijen werden gesteld, dus ambtelijke taal. Men gebruikt het woord in ongunstigen zin voor ingewikkelde, met vreemde woorden gemengde, stijve, onbegrijpelijke taal. Kanselarijgeest: bureaucratische geest.

Men spreekt nog wel van de kanselarij van een gezant, van een consulaat, van het voormalige Duitsche keizershuis te Doorn. In Duitschland heette het hoofd van alle ministeries : rijkskanselier, een ambt.dat vooral door Bismarck groote bekendheid kreeg. In Frankrijk was de kanselier (Chancelier) de eerste staatsambtenaar. Engeland kent het ambt nog heden ten dage: De „Chancellor of the Exchequer” is de kanselier van de schatkist: de minister van Financiën. De ,.Chancellor of the Duchy of Lancaster” is de kanselier van het Hertogdom Lancaster en de „Lord Chancellor” van Engeland of wel „Lord privy Seal” is de geheimzegelbewaarder, de voorzitter van het Hoogerhuis, hoofd der ministers.