Gepubliceerd op 18-08-2020

Buil (molenaar)

betekenis & definitie

Een groote, lange, zeskantige, langwerpige zeef, besloten in een builkast en bestaande uit een geraamte van latten, waarover builgaas is gespannen. Builgaas is geweven van zijde (vroeger was Haarlem hiervoor beroemd), van katoen, wol, paardenhaar of vlas.

In den buil, welke rondgedraaid wordt, zeeft men het meel, waarbij de zemelen en de griezen (grove korrels) uitgezift worden. Het builen is een belangrijk werk in de meelfabrieken, waar men uit tarwemeel fijne, blanke, duurzame bloem maakt, zoodat het een handelsartikel kon worden. Ongebuild tarwemeel is tarwemeel, waarbij alleen de zemelen zijn uitgezift. Uit dat meel bakten de boeren lang hun eigen brood. Omdat de grove korrels, afkomstig van de buitenste gele lagen van de tarwekorrel, in het meel blijven, is het brood, dat men er van bakt, bruin van kleur (bruin brood of gruisbrood).