Vak, afgesloten ruimte, afdeeling.
In Noord-Holland: een afgesloten stukje land, waar de koeien gemolken worden. In Zuid-Holland de bocht genoemd. In Friesland: jister. In Haarlem spreekt men van het bonnetje van den voorlezer in de kerk: zijn afgesloten gestoelte.
In het oude dijkwezen in Noord-Holland was een bon, wat elders een hoefslag heet: het dijkvak dat een belastingplichtige moest onderhouden. Een bon of park van een dijk.
In Leiden gold hetzelfde voor de stadswallen, welke onderhouden werden door een buurt. Bongeld. Bonnemeester. Bonrekening. Bonhuis.