Gepubliceerd op 18-08-2020

Bijzen (veeteelt)

betekenis & definitie

Bizzen, birzen. Het hollen der koeien door de weide met opgeheven staart, wanneer zij door runderhorzels geplaagd worden.

De horzels behooren tot de bremzen, een soort steekvliegen, waarvan er honderden soorten zijn. Zij leggen haar eieren op de haren der pooten van het jonge vee. De larven, welke daaruit komen, boren zich in de huid, verplaatsen zich al groeiende door het lichaam van het rund en komen ten slotte onder de huid van den rug te liggen, waar zij de bekende wormbulten vormen. Soms vindt men honderden wormbulten bij één enkel dier. Zij breken door en maken de huid voor de looierij minderwaardig. Men bestrijdt de horzels door insnijding der bulten, of door op de even geopende bulten zalf te smeren, waardoor de larf, welke in dit tijdperk lucht noodig heeft, verstikt.

Deze behandeling geschiedt reeds in de stallen en wel in Januari en Februari. Dan zijn de wormen nog klein en is de schade aan de huid zoo groot niet. Hoofdzaak is echter, dat de wormen niet in de weide uitkomen en zich vermenigvuldigen. De volwassen larven, welke in den stal uitkomen, worden geen horzels. Daarvoor is het noodig, dat zij zich in den grond verpoppen. De bestrijding is georganiseerd door het Rijk, dat geschriften uitgeeft, om het wezen van de plaag bekend te maken en raad geeft aan bestrijdingsvereenigingen.

In Holland spreekt men van kizzebizzen: heen en weer loopen zonder veel uit te voeren. Een horzel heette vroeger een biesbouw (thans spreekt men nog van een korenbout). Een verouderde zegswijze is: in de biesbouw zijn d.i. in de verlegenheid zitten. In Friesland is het woord bouw voor horzel nog in gebruik. In Groningen geldt het spreekwoord: Als één koe aan het birzen gaat, beginnen ze allemaal te loopen (als er iemand dwaas doet, doen anderen het ook). Birzen om klaar te komen. De birs in den staart krijgen: er van door gaan.