Gepubliceerd op 18-08-2020

Bijnieren

betekenis & definitie

Klieren, welke zich aan de toppen der nieren bevinden, doch voor het overige niets met de nieren te maken hebben. De bijnieren hebben hun eigen taak, welke evenwel niet ten volle bekend is.

Terwijl andere klieren (nieren, speekselklieren, melkklieren, alvleeschklier, zaadklieren, smeerklieren, zweetklieren) een uitvoergang hebben, waardoor haar afscheiding de klier verlaat, is dat met de bijnieren niet het geval. Haar afscheiding moet rechtstreeks in het bloed worden opgenomen. Zij behooren dus tot de groep van klieren zonder uitvoergang en haar verrichting heet inwendige afscheiding. Sedert 1855 weet men, dat ziekte van de bijnier (meestal is het tuberculose) een verstoring van de gewone afscheiding geeft en dat bronsachtige verkleuring van de huid en spierzwakte daarvan het gevolg zijn. Daarna heeft men gevonden, dat de bijnier eigenlijk uit twee geheel verschillende deelen bestaat: de schors en het merg. Vooreerst is er een groot verschil in bouw en ten tweede een groot verschil in verrichting van schors en merg.Het merg heeft zich ontwikkeld uit zenuwweefsel, terwijl de schors afkomstig is van klierachtig weefsel der geslachtsorganen in het tijdperk van de ontwikkeling van de vrucht.

De afscheiding van de schors bleek van belang te zijn voor de ontwikkeling der mannelijke kenmerken, want bij gezwellen van de schors, waarbij deze geprikkeld en de afscheiding ervan wordt verhoogd, ziet men een ongewoon vroegtijdige ontwikkeling van het geheele lichaam en vooral van de geslachtsorganen. Indien bij volwassen vrouwen zich een gezwel in de bijnierschors ontwikkelt, dan ziet men de geslachtskenmerken veranderen: er ontstaat baardgroei, de stonden blijven uit, de stem slaat om, de borsten vermageren, het karakter verandert. Ook vetzucht komt hierbij voor. Aangeboren dunheid van de bijnierschors ziet men gepaard gaan met kleine geslachtsorganen. De schors heeft behalve de genoemde taak nog een andere werking, want het bloed van proefdieren, waarbij men de bijnierschors heeft weggenomen, is vergiftig voor andere proefdieren. Hieruit heeft men de gevolgtrekking gemaakt, dat de bijnierschors stoffen levert, welke de stofwisselingsprodukten voor ’t lichaam onschadelijk maken.

Een derde werking van de bijnierschors is de invloed op het spierstelsel. Indien in de jeugd de schors langen tijd minder afscheidt, dan ontwikkelt zich het spierstelsel niet. Bestaat die vermindering van afscheiding korter, dan blijkt die invloed uit een spoedige vermoeidheid der spieren, welke vermoeidheid door toediening van schorsaftreksel verdwijnt. De schors heeft dus wel een veelzijdige werking.

De werking van het merg is weer anders. Het merg scheidt een stof af, die de bloedvaten vernauwt. Indien men bijniermerg droogt en fijnmaakt, dan kan men een aftreksel bereiden, dat die eigenschap bezit. Men heeft die stof zuiver kunnen afscheiden en het bleek dat de scheikundige samenstelling ervan vrij eenvoudig was. Men noemt die stof adrenaline. Men gebruikt haar in de heelkunde ter vermenging met cocaïne.

Spuit men dat mengsel in op de plaats, waar geopereerd moet worden, dan worden niet alleen de zenuwen verdoofd, maar de bloedvaten trekken zich zoodanig samen, dat de wond weinig bloedt. Adrenaline verruimt ook de luchtpijptakken (bij asthma).

Het merg schijnt ook de suikerstofwisseling te regelen, want het mergaftreksel verhoogt het suikergehalte van het bloed. Men heeft zelfs vermoed, dat er vormen van suikerziekte bestaan, welke door prikkeling van het bijniermerg werden veroorzaakt. Hoe dat zij : bij sterke spierinspanning wordt er veel suiker in de spieren verbruikt en is er sterke bloedsdoorstrooming noodig. Aan die behoeften kan het bijniermerg voldoen: het verhoogt het bloedsuikergehalte en verhoogt ook den bloeddruk, voorziet de spieren van volop bloedsuiker en regelt dus de behoeften bij lichamelijken arbeid. Hierover heeft men merkwaardige proeven genomen door ratten zonder bijnier in een looprad te zetten en te vergelijken met gezonde ratten in een looprad. De laatste hielden het rad vier uur lang in beweging, de eerste gaven het spoedig op.

Sommige vergiften, zooals tabak, alkohol, kwik en lood verhoogen den bloeddruk. Misschien is die werking te verklaren door een prikkelenden invloed, die ze op het bijniermerg kunnen hebben.

Hoe belangrijk ook de verrichting van het merg is, die van de schors is nog belangrijker, want terwijl wegneming van de geheele bijnier tot den dood voert, is de toediening van bijnierschors alleen voldoende om het proefdier in leven te houden.

De bijnieren zijn dus voor het leven van veel beteekenis. Van de wijze, waarop ze werken, is echter maar weinig bekend. Er schijnt bovendien een samenwerking te bestaan tusschen bijnieren, schildklieren, pijnappelklier en hersenaanhangsel, alle soortgelijke klieren zonder uitvoergang.