Gepubliceerd op 18-08-2020

Bijenwolf

betekenis & definitie

Een viervleugelig insect, een soort graafwesp, verwant met wespen en bijen, dat eieren legt in een zelf gegraven holte en honingbijen bij de eieren brengt, nadat hij ze door een steek heeft verlamd. Die bijen blijven in leven, totdat de eieren uitkomen en dienen dan tot voedsel voor de larven.

Bijenwolven komen veel in zandstreken voor en worden vooral in droge zomers gezien. Zij overvallen de bijen bij helderen zonneschijn en brengen htm steek zoo snel toe, dat de bij niet de gelegenheid krijgt terug te steken. De bijenwolf, die zelf ook van honing leeft, drukt op het achterlijf van haar slachtoffer en likt den honing van de kaken van de bij af. De wolf legt 50 eieren en bij elk eitje komen drie bijen. Het gevolg daarvan is, dat het grootste deel van de bijen wordt uitgeroeid. In Zuid-Limburg, waar veel ooftboomen groeien en men bijen voor de goede bevruchting houdt, hebben de bijenwolven veel kwaad gedaan.

Zij hadden daar hun broedplaatsen in de gruisduinen der kolenmijnen, waarin het wijfje een gang van 50 cm lengte graaft, welke leidt naar een holte zoo groot als een duivenei. In die holte worden de eieren gelegd, welke na enkele dagen uitkomen. De larven spinnen zich in als ze volwassen zijn en na elf maanden zijn het bijenwolven geworden, die in Juni uitvliegen.