Gepubliceerd op 18-08-2020

Bankbreuk

betekenis & definitie

Indien een gefailleerd koopman buitengewone verteringen maakt, onder bezwarende omstandigheden geld opneemt of wanneer hij zijn boeken niet ongeschonden te voorschijn brengt, pleegt hij eenvoudige bankbreuk. Indien hij lasten heeft verdicht of baten heeft verzwegen, goed aan den boedel heeft onttrokken of onder de waarde heeft verkocht, indien hij een schuldeischer heeft bevoordeeld of zijn boeken niet heeft bijgehouden, pleegt hij bedrieglijke bankbreuk.

Bij eenvoudige bankbreuk is de hoogste straf een jaar; bij bedrieglijke bankbreuk zes jaar.

Iemand, die geen koopman is, kan wel in staat van faillissement verklaard worden, maar van bankbreuk kan bij hem geen sprake zijn, al kunnen dezelfde handelingen als bij bankbreuk wel bestraft worden. De bepalingen omtrent bankbreuk komen voor in het Wb. v. Strafrecht onder art. 340—347.

Er is een wetsontwerp ingediend, waarin wordt voorgesteld, het onderscheid in dit opzicht tusschen kooplieden en nietkooplieden te doen vervallen.