Gepubliceerd op 18-08-2020

Banier

betekenis & definitie

Dichterlijk woord voor vaandel, standaard, veldteeken, vaan, het teeken waaronder een legermacht is vereenigd. Men spreekt van: de banier ontplooien, opsteken, ophefïen, omfloersen, dienen, zwaaien, volgen, planten.

In de Middeleeuwen hadden baanderheeren, vrije steden en kerkelijke gestichten een eigen banier en thans wordt in optochten van vereenigingen een banier, vaandel, doek met kleuren en teekens op een stok meegedragen.

De staande stok van het vaandel of van den banier heet de standaard. „De vlag hangt bij den standaard neer.” Bij uitbreiding; het vaandel zelf.

Bij de ruiterij spreekt men vaker van standaard. De standaard is kleiner van doek en korter van stok dan een vaandel en wordt gedragen door den kornet (2de luitenant). Bij de infanterie heeft men een groot vaandel aan een langen stok. Koninklijke standaard: vaandel met het koninklijk wapen.