Mediamoeheid komt in golven, is mijn ervaring.
Er moet zich iets voordoen dat heel groot is. Zo groot dat je er zelf geen of nauwelijks invloed op hebt. En het moet negatief zijn. Deprimerend. Is aan die voorwaarden voldaan, dan hoor je mensen op een gegeven moment zeggen: ik volg de media niet meer, want ik word er alleen maar somber van. Al die vreselijke beelden, al die deprimerende praat in talkshows en actualiteitenprogramma’s – ik kan er niet meer tegen.
Ik zag dit verschijnsel zelf voor het eerst tijdens de coronapandemie. Daar konden we wel degelijk zelf iets tegen doen – strikt alle regels volgen – maar dan nog, op een gegeven moment haakten mensen af, sloegen ze persconferenties en krantenartikelen over.
Daarna volgde de oorlog in Oekraïne. Een oorlog die nu snel naar de achtergrond dreigt te raken vanwege de oorlog in Gaza en Israël. Waarover ik nu al steeds meer mensen hoor zeggen: ik blader maar snel door m’n krant, want het is me allemaal te veel van het goede. Of beter: van het slechte. Van het zwarte, donkere, sombere.
Najaarsmoeheid
Mediamoeheid dus, een verschijnsel dat nu opmerkelijk snel de kop opsteekt, waarschijnlijk omdat de oorlog in Gaza en Israël al zo’n lange, ingewikkelde en bloedige voorgeschiedenis heeft.
De Dikke Van Dale kent veertien samenstellingen met -moeheid. Mediamoeheid staat er niet tussen. Wel schoolmoeheid, verkiezingsmoeheid, voorjaars- en najaarsmoeheid.
Jammer dat ik u hier niet in een poll kan vragen welk van die woorden volgens u het vaakst voorkomt. Mijn gok was najaarsmoeheid, want de donkere maanden leiden bij menigeen tot somberheid. Maar dit woord blijkt juist het minst vaak voor te komen. In de krantendatabank Delpher slechts 23 maal sinds 1956.
De duidelijke winnaar blijkt voorjaarsmoeheid, dat in die databank ruim 2700 maal voorkomt sinds 1904. ‘Gevoel van vermoeidheid, loomheid zoals vaak optreedt in het voorjaar’, luidt de definitie in Van Dale. Dit verschijnsel was mij onbekend – ik ken vooral mensen die blij worden van het voorjaar. Schoolmoeheid blijkt al sinds 1919 te bestaan; verkiezingsmoeheid sinds 1919 – we stevenen nu af op een nieuwe ronde.
Jongste loot
Mediamoeheid blijkt de jongste loot aan deze moeheidsstam (waarin ook oorlogsmoe(heid) thuishoort). Dagblad De Stem gebruikte het bij mijn weten als eerste. Dat was in 1984, toen er honderdduizenden mensen stierven bij een grote hongersnood in Ethiopië. ‘Politiek eigenbelang, gebrek aan communicatie tussen regeringen en hulporganisaties, guerrilla-activiteiten en media-moeheid zijn factoren die bijdragen tot het soort traagheid in begrip, waarvan zoveel mensen het slachtoffer worden’, analyseerde de krant.
Vervolgens maakte het woord mediamoeheid aarzelend opgang. ‘Er ontstaat een zekere mediamoeheid en publieksmoeheid’ signaleerde iemand van een hulporganisatie in 2000 in de Volkskrant. De kop boven dit artikel luidde ‘Moeheid bij hulpacties vaal belicht’. In de decennia daarna is mediamoeheid ruim dertig keer door kranten gebruikt, vaker dan najaars(ver)moeheid. Plus ruim honderd maal op internet.
Opnemen in naslagwerken dus, dat woord. Want ja, we kunnen tegenwoordig vrijwel alles volgen in de traditionele en op de sociale media. Maar van al te rottig nieuws worden we moe. Steeds sneller moe, zo lijkt het wel.