WoordHoek

Ewoud Sanders (2024)

Gepubliceerd op 17-03-2023

Kater

betekenis & definitie

Er zijn verschillende woorden en uitdrukkingen voor. Zoals [i]haarpijn[i/], [i]de hondenziekte[i/], [i]een houten kop hebben[i/], [i]met de schaliedekkers liggen[i/], [i]een tesse tong hebben[i/], [i]een spijker in je kop hebben[i/]. Maar [i]kater[i/] is het meest algemeen. En wat blijkt? Dat is van oorsprong een Duits woord, dus mooi van toepassing voor de Duitse voetballers die nu in de eerste ronde zijn uitgeschakeld.
[i]Kater[i/] komt uit de Duitse studententaal en is volgens sommigen een opzettelijke verbastering van het Latijnse [i]catharrus[i/] ‘ontsteking, kou’. Volgens anderen was Kater de naam van een soort bier waar je enorme koppijn van kreeg. Hoe het ook zij: het woord is omstreeks 1850 voor het eerst opgetekend onder studenten in Leipzig. Wij kennen het sinds het eind van de 19de eeuw. M.J. Brusse schreef in 1906 over ‘een kater als een tijger zoo valsch’; A.J. Zoetmulder had in 1915 over ‘een kater als een oorlogsschip’.
Dat komt aardig in de buurt.

(NRC, 30-6-2000)