WoordHoek

Ewoud Sanders (2024)

Gepubliceerd op 17-03-2023

Drolletje drie van Overschie

betekenis & definitie

Langzamerhand kom ik erachter hoe onvolledig de Nederlandse woordenschat in kaart is gebracht. In woordenboeken is natuurlijk allemachtig veel te vinden, maar er staat ook indrukwekkend veel níét in, of slechts zeer onvolledig. Dat geldt met name voor de platte taal, een segment van onze taal dat woordenboekenmakers uit preutsheid lang hebben veronachtzaamd.

Neem de uitdrukking ‘drolletje drie van Overschie’. Onze woordenboeken kennen twee varianten: ‘drolletje drie van Overschie’ en ‘drolletje drie van Krommenie’. Volgens de Dikke Van Dale wordt de uitdrukking ‘minachtend’ gebruikt voor ‘iemand die kort en dik is’. Van Dale kent ook droldrie, als ‘scheldwoord’ voor ‘dreumes’ of ‘onderkruipsel’.

Twee weken geleden vroeg ik in deze rubriek naar het gebruik van ‘drolletje drie van Overschie’ in een dooddoener. Ik was het tegengekomen in een vraag- en antwoordspelletje. Als een kind vraagt ‘Waar gaan we heen?’ kan het als antwoord krijgen: ‘Naar drolletje drie.’ Op de wedervraag ‘Naar wie?’ volgt dan: ‘Naar drolletje drie van Overschie. Ken je die?’

Drolleke drie van Brussel
Uit de vele reacties blijkt dat drolletje drie nog meer toepassingen en variaties kent. De dooddoener blijkt het bekendst, en dan vooral op de vraag: ‘Wie?’ De standaardvorm is: ‘Drolletje drie van Overschie, ken je die?’ Een variant is: ‘Drolletje drie van Overschie, ben jij die (of een ander)?’ Behalve Krommenie komt er nóg een plaatsbepaling voor, want omstreeks 1960 zei men in Eindhoven: ‘Drolleke drie van Brussel.’

Er zijn ook varianten zonder plaatsnaam in omloop, zoals ‘Drolleke drie en als je hem opdraait dan jankt-ie’ (dit is familie van ‘ankie op een plankie en als je hem opdraait dan jankt-ie’). Andere varianten zijn: ‘Droldrie en zijn zeven zonen’, ‘Droldrie, met die hoge zij op, ken je die?’ (omstreeks 1950 gehoord in Amsterdam; hoge zij staat hier waarschijnlijk voor ‘hoge zijden hoed’), en ‘Drolletje drie met een lappie om zijn knie’ (omstreeks 1955 gesignaleerd in Hilversum).

Sinterklaasliedje
Drolletje drie blijkt ook in een liedje voor te komen. Het gaat om een persiflage op een Sinterklaasliedje:

Kinderen, heb je het al vernomen?
Kwi-drolletje-drie, kwi-drolletje-dra.
Sinterklaas is aangekomen,
Kwi-drolletje-drie, kwi-drolletje-dra.
Sinterklaas is weer in het land,
’t Stond vanmorgen in de krant.
Kwi-drolletje-drie, kwi-drolletje-dra (2x).

Natuurlijk zijn er ook mensen die drol of drolletje te grof of te aanstootgevend vinden. Dit heeft geleid tot verzachte vormen als ‘druldrie van Overschie’, ‘bolletje drie uit Overschie’ (gehoord in Hoek van Holland) en het fraaie ‘Polleke Pie van Over-de-Schie’.

Zoals gezegd kent Van Dale droldrie als scheldwoord voor ‘dreumes’ of ‘onderkruipsel’; de meeste informanten blijken het echter als koosnaam te gebruiken. Sommigen kennen het wel als scheldwoord, maar dan met een andere betekenis, namelijk ‘stommeling, stuntel, domoor’. Hoe oud de uitdrukking is, is door het ontbreken van schriftelijke vindplaatsen moeilijk vast te stellen. Verschillende oudere lezers schreven echter dat zij de uitdrukking van hun moeder of grootmoeder hadden geleerd, en dat brengt ons terug tot het laatste kwart van de 19de eeuw.

Drôlerie
Rest de vraag of drolletje drie te herleiden is tot het Franse drôlerie. Er is één opgave die dit doet vermoeden. ‘Bij ons thuis in Beverwijk, in de buurt van Krommenie’, aldus een informant, ‘was de spelling: “drolderie uit Krommenie”. Ik meen me te herinneren dat mijn oma (van 1873, die nog met Frans als voertaal was opgevoed) kribbig deed omdat het drôlerie zou moeten zijn. We noemden iemand een drolderie als we hem niet goed snik vonden.’

In oudere Franse woordenboeken zie je dat drôlerie eind 19de eeuw nog twee verschillende betekenissen had. Het werd gebruikt voor ‘koddigheid, grap, klucht’ en voor ‘nietigheid, beuzeling, wissewasje’. De stap van ‘nietigheid’ naar ‘dreumes, kleintje’ is goed te volgen, evenals de stap van ‘koddigheid, grap’ naar ‘stommeling, stuntel, domoor’ (immers: van een stommeling kun je de nodige koddigheid verwachten). Daarnaast is het, zeker in de volksmond, maar een kleine stap van drôlerie naar [/i]drolletje drie[/i]. Geloof me, er zijn gekkere verbasteringen te vinden, zoals van vélocipède naar flossepeerd, Venlo’s paardje en veluws-peerdje. Daarom lijkt het mij inderdaad waarschijnlijk dat de enigszins bizarre uitdrukking ‘drolletje drie van Overschie’ uiteindelijk begonnen is met het Franse drôlerie.

(NRC, 16-7-2001)