Ik weet niet of het u al is opgevallen, maar het woord bullebak beleeft gouden tijden. Dat komt natuurlijk doordat diverse bullebakken nu de koers van de wereld bepalen. Denk daarbij aan Donald Trump, J.D. Vance en Vladimir Poetin. Dit zie je terug in kranten, op nieuwssites en in de sociale media.
Hier een kleine greep uit een groot aanbod. Zin in de Volkskrant: ‘Laat de Grofgebekte Opportunistische Boze Bullebak zien dat wij ook zonder hem en de VS kunnen.’ Kop in de Vlaamse krant Het Laatste Nieuws: ‘De bullebak-tactiek van Trump werkt niet.’ Kop in NRC: ‘Is de botte Nixon te vergelijken met bullebak Trump?’ Nog een kop in NRC: ‘Naar Oekraïne? Een bullebak als Poetin moet je als bullebak behandelen.’
Grofgebekt, boos, bot – bovenstaande zinnen vermelden al diverse kenmerken van de bullebak. Niet onvermeld mag blijven dat het hier allemaal mannen betreft. Doorgaans van ‘een zekere leeftijd’, zoals we dat tegenwoordig zeggen. Vanzelfsprekend heb je ook botte, boze, grofgebekte vrouwen, maar het woord bullebak wordt meestal voor mannen gebruikt. Andere machtige mannen die in dit rijtje thuishoren zijn onder meer Erdoğan, Loekasjenko, Netanyahu en Orbán – respectievelijk de politieke leiders van Turkije, Wit-Rusland, Israël en Hongarije. Allemaal horken en machtswellustelingen.
Een bulderende etterbak
Zonder twijfel bestaat de bullebak al sinds het begin der tijden. Het woord gaat inmiddels ook al een paar honderd jaar mee. Het is aan het begin van de zeventiende eeuw voor het eerst opgetekend. Men schreef toen bulleback en bedoelde er de duivel mee. Het eerste deel van dit woord hangt waarschijnlijk samen met het werkwoord bulderen – duivels maken graag veel kabaal. Het slotdeel zien we terug in een concurrent als etterbak.
Die oude duivelsbullebakken deden dienst als zogenoemde kinderschrik. Kinderen werden er bang mee gemaakt. De spreekwoordenverzamelaar Carolus Tuinman schreef in dit verband in 1726: ‘Het is een bullebak. […] Men zou’er kinderen meê te bed jagen.’
Meester Bullebak
Inmiddels associëren we bullebak doorgaans met het schoolplein. Op ieder schoolplein was (en is) wel zo’n pestkopperige etterbak te vinden. Ik denk dat de meeste lezers er meteen een beeld bij hebben: grote knul, niet slim, wel sterk. En leep.
In teksten uit de achttiende en negentiende eeuw kom je geregeld een andere associatie tegen: niet de leerling als bullebak, maar de schoolmeester. Zoals bekend mepten leraren er vroeger flink op los. In de Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart, een boek van Betje Wolff en Aagje Deken uit 1782, komen we de typering ‘een bullebak van een meester’ tegen. Een onderwijstijdschrift uit 1836 bevat de zin: ‘De Meester is een grommige bullebak, die alles even onoordeelkundig behandelt en straft.’ En in een verhaal uit 1872, getiteld ‘De Schoolmeester’, staat:
‘Herman was een stoute, wilde knaap, die nooit aandacht gaf en ook altijd geranseld werd; maar meester Bullebak ranselde hem, gedaan of niet gedaan, en om voortaan aan de geeseling te ontkomen, had Herman gedacht altoos maar te bekennen, wat hem ook ten laste werd gelegd.’
Meester Bullebak
Curieus is dat Amsterdam lang twee Bullebaksluizen kende: eentje in de Marnixstraat ter hoogte van de Brouwersgracht, de andere in dezelfde straat ter hoogte van de Bloemgracht (die Bullebaksluis bestaat nog steeds). Ze zijn vernoemd naar het waterspook de Bullebak, een wezen uit een oud volksverhaal dat in gewelven bij de sluisjes woonde en dat kinderen die te dicht bij de waterkant kwamen het water in sleurde. We zien hier dus andermaal de bullebak als duivelse kinderschrik.
Nog curieuzer is dat de voornaamste hedendaagse bullebakken denken dat hun botte aanpak succesvol zal zijn. Maar zie hier nogmaals die kop uit Het Laatste Nieuws: ‘De bullebak-tactiek van Trump werkt niet.’ En inderdaad, die bullebakaanpak van de VS getuigt bovenal van een diepe, diepe kortzichtigheid. Zeg maar van een enorme oliedomheid.
Gepubliceerd op 01-04-2025
Bullebak
betekenis & definitie