Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 13-09-2021

zorg

betekenis & definitie

(1900) (inf.) gemakkelijke, comfortabele stoel met armleuningen.

• Eindelijk draagt, in de gemeenzame verkeering, een arm- of leuningstoel den naam van zorg, anders ook zorgstoel, als zeer geschikt, om zich daarin aan zijne zorgvolle bepeinzingen over te geven: de oude Heer moet in de zorg zitten. (Pieter Weiland: Nederduitsch letterkundig woordenboek. 1844)
• Het laken heeft hier en daar, waar het dicht op het lijk ligt, natte plekken. Het wijfke schuift, mee haar oude hand, de gordijnen voor de bedstee weer toe. Nu gaat zij in de zorg zitten. (Antoon Coolen: Peelwerkers. 1930)
• (Inez van Eijk: Als m'n tante een snor had... Meer dan 8000 gelijkhebbers, afhouders, dijenkletsers en andere uitdrukkingen uit de Nederlandse taal. 1995)
• Ga jij maar in de zorg zitten (stoel met armleuningen). (Inez van Eijk: Voor niks gaat de zon op. En zo is het. 2019)