Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 19-07-2021

zaadhaas

betekenis & definitie

(1991) (jeugd) waardeloos persoon; klootzak. Syn/ zaadstengel*.

• Zaadhaas, eikel, waardeloze vent: waarom heeft die zaadhaas niets gezegd. Hij wist toch dat we verkeerd reden. (C.A.J. Hoppenbrouwers: Jongerentaal: de tipparade van de omgangstaal. 1991)
• Zaadhaas, (Hag) eikel; klootzak. (Albert Gillissen & Paul Olden: Het Eerste Nederlandse Studentenwoordenboek. 1991)
• "In Nederland zegt iedereen dat-ie geen racist is. Maar als er verkiezingen zijn, schrik je je kapot hoeveel mensen op die idioten stemmen."
"Het zijn gewoon domme zaadhazen." (Nieuwe Revu, 27/12/1996)