Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 21-07-2021

zaadbak, zaadcontainer, zaadhoer, zaadslet, zaadsnol

betekenis & definitie

(2000+) (plat) meisje met wisselende seksuele contacten; vrouw, gezien als seksobject; vrouw die met veel mannen gemeenschap heeft. Zaadcontainer opgenomen in de dikke Van Dale (veertiende druk) met het label ‘scheldwoord, vulgair’ en de omschrijving : snol’.

• Woorden als drakenkop en zaadcontainer bijvoorbeeld zijn voor hun eventuele ongunstige bijklank sterk afhankelijk van de context waarin ze worden gebruikt. (Onze Taal. 2002)
• Ik vind het best dapper van mezelf dat ik over die dingen heb durven te vertellen', zegt ze. Niet gemakkelijk was het soms. Over de keer dat ze als 13-jarig meisje masturberend door haar moeder in de douche werd aangetroffen bijvoorbeeld, of de keer dat ze aan een orgie meedeed. 'Ik ben op het forum van Spunk wel eens uitgemaakt voor immorele zaadhoer. Dacht ik ook zelf: kan ik nog ooit een vriendje krijgen? (de Volkskrant, 04/12/2004)
• Cobus scheldt graag, ramt z'n lul in de hoeren brult dat ze een vieze slet is, een gore hoer, een misselijke zaadbak. (Alex Boogers: Lijn 56. 2011)
• Heb je enig idee door hoeveel lullen die lekke zaadbak zich heeft laten uitwonen? Je vriendinnetje was de matras van Miami, Noordhoff. (Jeroen Guliker: Verborgen vrucht. 2011)
• De met bomgordel rondwarende amazones, klaar om iedere man die de vrouw nog steeds ziet als zaadcontainer (zó ouderwets!) via social media een draai om de oren te geven. (Dagblad De Pers, 10/02/2012)
• In de weken nadien bleef ze veel geiler dan anders. Niet dat ze plots een zaadslet geworden was en ineens andere standjes wilde, de zweep bovenhaalde of haar achterste aanbood, nee, ze wou het gewoon elke dag. (Charlie Hédo: Swingen is geen partnerruil. 2015)