(19e eeuw) (Barg.) stommeling, malloot, sufferd. Soms als goedmoedige aanspreektitel (zie citaat Hiddema). Oorspronkelijk gebruikt in de zwarthandel (zie Roskam). Wietstok is mogelijk ontleend aan het Rottwelsch (Duitse Bargoens): 'wit(t)stock'.
• Wiedstok, (barg.), ezel, domoor. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• En dat noemt z’n eige koopman.... Witstok, dat je d’r ben! Lorrige niksnaks!! (Willem van Iependaal: Polletje Piekhaar. 1935)
• Wiedstok: ezel, domoor. Ook: witstok. (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• Behandelen we dan nu enige bargoense termen. Een witstok is, in de taal van de onderwereld, een stakker. Het buitenissige woord zegt de oningewijden niets... En toch, lezer, kijk eens rond in de stad, waar de blinde z’n witte stok, het teken van z’n stakkerigheid, uitsteekt om straat te kruisen! (De vlam; weekblad voor vrijheid en cultuur, 12/04/1947)
• Wietkoker (z.h.) een, die je voor de gek houdt. (Henry Roskam: Boevenjargon. 1948)
• Het was 'm nog te vroeg om tegen te foeteren, hij had er geen puf in, opsporingsgenieën als witstokken te ontmaskeren. (Willem van Iependaal: De commissaris kan me nog meer vertellen. 1951)
• Hé, wietkoker, wat staat er van me. (Haring Arie: Recht voor z'n Raap. 1972)
• Witstok: stakker. (Opoe Herfst. Samengesteld door reclame-adviesbureau Advertising Marketing + Design, Rotterdam. 1973)
• De Amsterdammer pleegt types als Willem W. Waterman als 'een wietkoker' te omschrij-ven. Zijn advocaat noemde hem, ten overstaan van de Raad van Beroep voor de Perszuive-ring, 'een raisonnabele gek'. Zelf mag hij ook graag met zijn excentriciteit - zijn individua-lisme, zegt hij natuurlijk - coquetteren. (Vrij Nederland, 03/03/1979)
• 'Zo ouwe wietkoker,' zegt Theo gemoedelijk. (Bert Hiddema: Scheuren in het asfalt. 1985)
• Eigenlijk was die vuile wietkoker de schuld van alles. (Haring Arie: De Sarkast. 1989)
• wietstok, stakker, Smis 1955. (Jan Berns m.m.v. Jolanda van den Braak: Taal in stad en land. Amsterdams. 2002)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)