Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 11-03-2023

viool

betekenis & definitie

1) (19e eeuw, vero.) gevangenis. Wellicht naar het voorbeeld van het gelijkbeduidende Franse woord 'violon'. Vgl. ook doos*.

• Hij zit in de viool. (P.J. Harrebomée: Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal. 1858-1862)
• (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)
• Iem. voor de viool krijgen: iem. in de nor doen belanden. (Herman J. Claeys: Vlaams Dialecten Woordenboek. 2001)

2) (17e eeuw) vrouwelijk geslachtsdeel. Sedert de 17de eeuw is de 'strijkstok' een metafoor voor de penis terwijl de 'vedel' of de 'viool' (een strijkinstrument) een beeldrijke benaming is voor het vrouwelijk geslachtsorgaan.

• (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)
• (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)
• Moet ik dan met mijn viooltje bloot blijven staan? (Nou en... mijn leven op de walletjes. Door Riek verteld aan Jan A.L.M. Naaijkens. 1986)
• (Robert Henk Zuidinga: Eroticon: het ABC van de erotiek. 1990)
• (Ton den Boon: De taal der liefde. 2017)
• (Piet van Sterkenburg: Rot zelf lekker op. Over politiek incorrect en ander ongepast taalgebruik. 2019)

3) (19e eeuw) (Vlaanderen, inf.) achterste, zitvlak; lijf, lichaam. Als aantekening van Gezelle (ca. 1880): ''k vage daar mijn viool aan': ik trek mij daar niets van aan. Zie ook: je kunt mijn viool kussen.

• Viool, Fig. Lijf, lichaam. (A.) Spr. Op iemands viool rammelen of ranselen, iemand slagen geven. Ik zal op uw viool rammelen, totda' ge braaf zult zijn. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1903)
• Een stamp onder hun viool en ze lagen op de kassei. (Ernest Claes: Kobeke. 1933)
• Viool, viole. 0. Het achterste van den mensch: (scherts.): ne schup op zijn — krijgen, een schup in het gat; oei, mijn bolle, een stuk van mijn —, toeg., vooral in de kindertaal, wanneer het kind ergens tegenstoot. (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1950)
• (Walter de Clerck: Nijhoffs Zuidnederlands Woordenboek. 1981)
• Hij kreeg een stamp onder zijn viool. (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)
• (Frans Debrabandere: Kortrijks woordenboek. 1999)