Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 18-05-2023

vertrek

betekenis & definitie

(18e eeuw) (Vlaanderen, euf.) toilet, w.c. In West-Vlaanderen ook gebruikt voor nachtstoel, kamerpo. Eigenlijk: kamer waarin we ons kunnen terugtrekken. 'De ruiten uit 't vertrek slaan' was een Gentse uitdrukking voor: onzedige praat vertellen.

• (Lodewijk Willem Schuermans: Algemeen Vlaamsch Idioticon. 1865)
• (Leonard Lodewijk de Bo: Westvlaamsch Idioticon. 1870-73)
• Vertrek, znw., o. — Gemak, secreet, huisken, Fr. lieu d'aisances. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1903)
• En de bestekamer (Oud Fr.: chambre-basse: bassekamer)? Altijd naar den achteruit, aisement, éénooge, gemakhuis, huizeke, kakstille, kasteel van Portugal, privaat, secreet, schijthuis, schijtkot, stille, vertrek, Ontvanger, waar de koning te voet gaat. (Oostvlaamsche Zanten, april-mei-juni 1944)
• (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1950)
• Vertrek is een van de talrijke voorbeelden van eufemistische naamgeving van de W.C. Er zijn trouwens heel weinig woorden die de echte funktie van dat onontbeerlijk lokaaltje aangeven, ik noem de - precies daardoor triviale - woorden kakhuis en schijthuis, die ook scheldwoorden geworden zijn voor een bangerik of een lafaard. Nu valt het wel op, dat de meeste namen van de W.C. gewoon woorden zijn die een kamer, een lokaal aanduiden. Een vertrek is nl. een woonruimte, een kamer, een plaats waar men zich terugtrekt. Er wordt toch wel 's gesproken van ‘de vertrekken van het paleis’. Ik vind het woord vertrek bovendien geen afstervend woord; het is althans in het Kortrijks springlevend. Andere namen zijn huisje of gemakhuisje, terwijl het privékarakter ervan beter blijkt uit privaathuisje; een werkwoordelijke uitdrukking is op het huisje gaan. Dat privaathuisje heet ook kortweg het privaat. (Biekorf. Jaargang 70. 1969)
• (Walter de Clerck: Nijhoffs Zuidnederlands Woordenboek. 1981)
• (Frans Debrabandere: Wat woorden weten. 2000)(Herman J. Claeys: Vlaams Dialecten woordenboek. 2001)