Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 10-08-2023

van achter de Dom zijn

betekenis & definitie

(1974) (Barg.) homofiel zijn. Aanvankelijk had de uitdrukking een veel neutralere betekenis (zie eerste citaat) en sloeg het op iemand die iets mispeuterd had. Achter de Dom was immers het politiekantoor gevestigd. Een gelijkaardige (maar beledigende) uitdrukking m.b.t. homo's is: van Utrecht zijn. Een Utrechtenaar is bijgevolg ook een oud scheldwoord voor een homoseksueel. Journalisten van het Utrechts Nieuwsblad moesten in de jaren dertig het woord Utrechtenaar, de tot dan toe de gebruikelijke term voor een inwoner van de stad, op bevel van de hoofdredacteur vervangen door het fatsoenlijker geachte Utrechter. Bij Dom denkt Endt (Bargoens Wdb. 1974) aan de 'hoogopstaande toren', die een verwijzing zou zijn naar het mannelijk lid. Aannemelijker lijkt evenwel de verklaring die vervat zit in de reputatie van de Domstad op gebied van sodomie. Bij de onderhandelingen over de vrede van Utrecht (in 1713), waarmee men een einde wilde maken aan de reeds lang slepende Spaanse Successieoorlog, namen calvinistische inwoners van de stad aanstoot aan het openlijk homoseksueel gedrag van de buitenlandse diplomaten. Sodomie zou toen welig getierd hebben. In 1730 vond in de Domstad een proces plaats tegen mannen die betrapt waren tijdens het 'snood sodomitisch bedryf'. Koster Josua Wilts zag toen door een spleet in de vloer van zijn torenwoning hoe twee mannen in de Egmontkapel sodomie met elkaar bedreven. Hij gaf hun namen door aan justitie. Hun arrestatie leidde al gauw tot verdere arrestaties. Tussen 1730 en 1733 werden in Nederland 350 processen tegen sodomieten gevoerd. Maar misschien kan Dom ook gewoon een verwijzing zijn naar sodom(ie)?

• Hij komt van achter den Dom. Spreekwijze toegepast op iemand op wiens gedrag veel te zeggen valt. (Achter den Dom is het policiebureau.) (Jozef Cornelissen: Nederlandsche volkshumor op stad en dorp, land en volk. 1930)
• (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)
• Hij pikte het niet langer dat zijn buurman er eentje was van achter de Dom. (Haagse Post, 17/01/1981)
• Zo plachten in mijn (Leidse) studententijd de muzenzonen „van achter de Dom" als Utrechtenaren te worden betiteld. Een geografisch juiste aanduiding, die echter in de jaren dertig van de 18e eeuw wat beladen was geraakt, omdat vooral van daaruit een golf van strafvervolgingen tegen sodomieten was ingezet, waardoor in het taalgebruik de bedoelde geografische aanduiding een associatieve bijlading kreeg met niet flatterend bedoelde suggesties omtrent het benedengordels gedrag van de betrokkenen. (NRC Handelsblad, 04/08/1982)
• De briefschrijver wijst erop dat ‘het rare woord’ Utrechter in Utrecht zelf is ontstaan. G.J. van Heuven Goedhart wilde als hoofdredacteur van het Utrechts Nieuwsblad in de jaren dertig niet dat zijn journalisten het woord Utrechtenaar schreven. ‘Uit overwegingen van zeer misplaatst fatsoen’, aldus J. Martens van Vliet. In het Bargoens Woordenboek zoekt samensteller drs Enno Endt het meer in de hoogte. ‘De verklaring vanuit de zegswijze hij is van achter de Dom (homoseksueel), waarin deze hoogopstaande toren voor het manlijk geslachtsdeel staat, laat de overige wereldwijsheden als (stellig ongeoorloofde) generalisaties zien.’ Endt noemt ook nog de zegswijzen Van Utrecht zijn en Een Utrechtenaar draagt zijn broek achterstevoren. (Kees Honte, pseudoniem van Arendo Joustra: Spraak. 1986)
• (Arendo Joustra: Homo-erotisch woordenboek. 1988)
• (Robert Henk Zuidinga: Eroticon: het ABC van de erotiek. 1990)
• (B.J. Martens van Vliet: De vollekstaol van de stad Uterech. 2de druk. 1997)
• De oorsprong van de aanduiding hij is van achter de dom gaat zelfs nog verder terug, namelijk tot 1730. In dat jaar bekende Zacharias Wilms dat hij zich in de pandhof achter de domkerk met sodomie had beziggehouden. Zijn proces luidde het begin in van een reeks zware vervolgingen in het hele land. Utrecht verwierf daarmee een naam als plaats van praktiserende homoseksuelen, en Utrechtenaar werd voortaan een spottend bedoelde bijnaam voor homo. (Harrie Scholtmeijer: Taal in stad en land. Utrechts, Veluws en Flevolands. 2002)