Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 29-07-2021

uitvogelen

betekenis & definitie

(1965) (inf.) uitzoeken; uitdokteren.

• Ze had zich verschrikkelijk verheugd op het nieuwe standje, dat ze met hem wilde uitvogelen. (Marjan Berk: De feminist. 1984)
• Na z'n negende glas vloeiden herinneringen en actualiteiten door elkaar, en bij nummer twaalf wist ik dat ze de vorige dag bij Berg thuis hadden uitgevogeld dat een zekere Schouten maandelijks de somma van ƒ 10.000, op Bergs bankrekening had gestort... (Avenue, april 1992)
• Ik word bij de training betrokken, bij de opstelling, maar voor de rest vogelt Dick het allemaal zelf uit. (Vrij Nederland, 25/06/1994)
• Ik had al eerder uitgevogeld dat ze om 9.00 uur in Amsterdam op haar stageadres moest beginnen. (Nieuwe Revu, 22/03/1995)
• Met vrouw en macht poogde ze een gedachtepad uit te vogelen dat leidde tot haar eigen genot… (Lulu Wang: Het tedere kind. 1999)
• Ik zal niet zeggen dat dit allemaal tot op de minuut in schema is uitgevogeld, maar als ik een halfuur vroeger of later dan de geplande ophaal- of terugbrengtijd kom aankakken, loopt de boel in de soep. (Kees van Kooten: Episodes. 2007)
• Ik moet alleen nog even uitvogelen wie wie is. (Bert Natter: Begeerte heeft ons aangeraakt. 2008)
• Ik zag hoe mijn vrienden al op de hoogte waren van wat er op school ging gebeuren. Bij mij ging dat niet vanzelf, ik moest het altijd aan iemand vragen of het zelf uitvogelen. (Violet Falkenburg: Van hoelahoep tot Hyves. 2010)
• Santa Monica, randje Beverly Hills, dat had hij niet onhandig uitgevogeld. (Peter Buwalda: Bonita Avenue. 2010)
• Dacht jij dat de politie zelf had uitgevogeld dat die griet hier illegaal was? (Patricia Perquin: Achter het raam op de wallen. 2012)
• Tegen de avond hadden ze blijkbaar ook uitgevogeld dat ik destijds de zoon des huizes geweest was in dit specifieke gebouw …. (Marnix Peeters: Natte dozen. 2013)
• Ze observeerden de woning in Emmen, ook “s nachts, om uit te vogelen wat het beste moment zou zijn om naar binnen te gaan. (Rob Zijlstra: Bevroren grasland. 2013)
• Wel had ik uitgevogeld dat de man een Fransman was (Stefan Pop: Moet je nou eens horen. 2014)
• Waarschijnlijk kende deze psycholoog de theorieën van zijn Vlaamse collega prof. dr. Alfons Vansteenwegen, die heeft uitgevogeld dat slechts 15 procent van de buitenechtelijke relaties een scheiding overleeft. (Dan maak je maar zin. De beste verhalen uit Linda. Over seks en relaties. 2014)
• Samen met Pierre en Merlijn probeerde ik uit te vogelen hoe het mogelijk was dat deze kerel met die mooie stuiterbal mocht spelen. (Luckie S. Delacroix: Johnny Cash danst nooit. 2015)
• Hier heb je z’n foto en alle gegevens. Kun je voor me uitvogelen in welk hotel hij zit? (Ilja Gort: Château fatale. 2015)
• Zoals er websites bestaan waar je je maffianaam, je pornonaam en je gangsterrappernaam kunt uitvogelen, heb je ook een site waar je worstelnaam wordt bedacht. (Diana Kuip: Ik ben geen Zidane. 2016)
• B3 kan alles repareren. Hij was het die onze eerste echte pc uitvogelde, en de (telefonische) internetverbinding. (Henk van Straten: Wij zeggen hier niet halfbroer. 2017)
• Ik was nog maar een meisje. Een meisje dat moest uitvogelen wat dat betekende, vrouw zijn. (Maartje Laterveer: Vrouwen & seks. 2017)
• Er was helemaal geen voorlichting, dat moest je zelf uitvogelen. (Anita Terpstra: Het huis vol. 2018)
• Het duurde het hele college voor ze hem op het hysterische ding kon aanspreken, vijftig minuten die ze benutte om uit te vogelen wat hij ermee duidelijk wilde maken, want zo was hij wel, de theatrale lieverd. (Peter Buwalda: Otmars zonen. 2019)
• En omdat Vera haar zaakjes doorgaans prima weet te regelen, verliepen de dingen precies zoals ze ze in haar hoofd al uitgevogeld had …. (Annemarie van Heijningen-Steenbergen: Gewijde chaos. Dagboek van een domiesvraauw. 2021)

< >