(17e eeuw) (zeem.) helpen bij een bevalling. Volgens het oude volksgeloof kwamen kinderen op een schuit ter wereld. Bij Boekenoogen vinden we nog: uit poppies roeien gaan: kinderen halen.
• Het woord roejen werd ook ... gepast op de vrouwtjes, quœ parturientibus adsunt, sij sijn uit roejen, sij vaaren uit roejen: sij sijn uit roejen geweest: te weeten op sijn Amsterdams naa de voolewijk, het welk een veld is oover de rievier het Y geleegen. (W. à Winschooten: Seeman, behelsende een grondige uitlegging van de Neederlandse Konst- en Spreekwoorden, voor soo veel die uit de Seevaart sijn ontleend.1681)
• Roeien (popjes). Uit - gaan, zegt men van een verloskundige, die voor zijn (haar) beroep uitgaat. De jonggeborenen komen hier uit het rietland evenals te Amsterdam uit de Volewijk en te Utrecht uit den Munnikeboom. (Lijst van Zaansche woorden. In: Noord en Zuid. Jaargang 3. 1880)
• (G.J. Boekenoogen en K. Woudt: De Zaanse volkstaal. 1821-1971) (onder pop)
• roeie, w.w. Zegsw. te roeien gaan, als vroedvrouw gaan fungeren, gaan assisteren bij een bevalling. Vgl. poppies (popkes) roeie. (Jan Pannekeet: Westfries woordenboek. 1984)
• Roeie, w.w. Zegsw. te roeien gaan, als vroedvrouw gaan fungeren, gaan assisteren bij een bevalling. Vgl. poppies (popkes) roeie. (Jan Pannekeet: Westfries woordenboek. 1984)
• (Jan Berns: We zien wel waar het schip strandt. 1991) p. 39
• roeijen uyt roeijen gaan Sewel: ‘een kind helpen halen’; hiermee wordt verwezen naar de oude volksvoorstelling dat kinderen op een schuit in deze wereld komen. (Nicoline van der Sijs in Onze Taal. Jaargang 72. 2003)
