Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 28-04-2023

totok

betekenis & definitie

(1875) (< Mal.) (Ned-Indië, scheldw.) volbloed Nederlander.

• Totok, (jav.), echt, onvervalscht, volbloed; totok wĕlanda = een volbloed Hollander; of wel iemand, die zich nog niet in Indië thuis gevoelt. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• Wij Hollanders - ik bedoel nu niet de katjangs of die andere Indische lui, dat is een heel ander slag van volk - maar wij geboren tottoks, zooals ze in de Oost zeggen, wij hebben bijna allemaal iets houterigs als we ergens binnenkomen. (Tjeerd Flappuith: Toen ik Indisch student was. 1902)
• Hij evenwel had bij zijn tint van donkerbrons nog enkele trekken op zijn gelaat, die wezen op een verwijderde Europeesche afkomst, doch bij haar verrieden slechts de spaarzaam gebezigde Hollandsche woorden, dat ook zij eenige voeling met de maatschappij der totoks had. (Victor Ido: De paupers. 1915)
• De Totoks gaan er aan de drank, de Indo's keren tot de natuur terug en de tuinen worden verwaarloosd. (Beb Vuyk: Duizend eilanden. 1937)
• Ze hadden den snellen afloop van den strijd betreurd en grif de gelegenheid aangegrepen om hem nog te rekken, al was het alleen om aan hun blanken baas en aan de andere totok-employé's van de onderneming te laten kijken wie er hier, nu het er op aankwam, de kérels bleken te zijn. (Johan Fabricius: Nacht over Java. 1944)
• totok, Europeaan (Nederlander) in Indonesia. (Fokko Bos: De vreemde woorden. 1955)
• Je durft niet hè, je durft niks, je bent een echte bange totok! (Margaretha Ferguson: Maanlicht en middagzon. 1965)
• Dat was toch dat totokvrouwtje van de Asistèn Residèn, pas uit Holland gekomen, die met die rooie haren...?’ verwondert tante Titi zich. (Johan Fabricius: Wittebroodsweken met mama. 1969)
• Ik laat me niet beledigen door zo’n verdomde totok als jij ben! (Johan Fabricius: Het gordijn met de ibissen. 1974)
• ‘Zullen we die zoetigheid en die katjang mee naar de tuin nemen in een bakje, dan kunnen we dat in de djamboeboom opeten,’ stelde Maartje voor, ‘ik ga op blote voeten, durf je ook? Ja, je kan dat al goed he, je bent geen echte totok meer!’ (Margaretha Ferguson: Hollands-Indische verhalen. 1974)
• Hij was zo door en door een totok, volbloed Hollander met zijn blond haar, blauwe ogen, lichte, sterk transpirerende huid, dat hij wel allerlei inheemse woorden moest gebruiken om zichzelf het gevoel te geven dat hij er bijhoorde … (Aya Zikken: Een tijger op je stoep. 1985)
• Totok: 'nieuweling, Hollander'. Aanduiding uit Nederlands Oost-Indië, die terug te voeren is op het Maleis totoh 'zuiver, rasecht'. (Het vrije volk, 09/07/1990)
• ‘Anna is in ons land geboren,’ zegt Baharudin na een lange stilte.
Broer knikt. ‘Zij is dus niet helemaal totok.’ (Margaretha Ferguson: Angst op Java. 1991)
• Hij dacht aan Eduard, en aan Tattat en Pautje en Lientje, en aan de als uitgewiste Goey La Nio; en aan Louise, Albert Holles vrouw, die zich onzichtbaar maakte wanneer er ‘totoks’ op bezoek kwamen bij wie zij een zeker voorbehoud ten opzichte van Indo’s vermoedde. (Hella S. Haasse: Heren van de thee. 1992)
• Haar vader was ook een man van grote eruditie geweest, een echte totok met blond haar en blauwe ogen, die op zijn achttiende jaar zijn familie in Nederland vaarwel zei om met ijzeren wil en discipline in Indië een carrière op te bouwen. (Yvonne Keuls: Lowietjes smartegeld. 1995)
• (Richard Cress: Petjoh. Woorden en wetenswaardigheden uit het Indische verleden. 1998)
• Ja, ook ík was anders. Een vredeskind dat bij de oorlog van zijn ouders en zusjes wilde horen. De totok die geen Maleis begreep. (Adriaan van Dis: Leeftocht. Veertig jaar onderweg. 2007)
• Haar vader was een totok, een volbloed Nederlander (met een vleugje Frans bloed), die de leiding had op een suikerplantage en haar moeder kwam uit een adellijk Javaans geslacht. (Yvonne Keuls: Benjamins bruid. 2008)
• Het hele Groot Indonesisch Kookboek van Beb Vuyk wordt er bereid. Ik ken geen festival waar het zo schaamteloos gaat om eten, eten, eten. Sinds onze eerste keer komen mijn vriend en ik er iedere editie, al zijn we wel twee van de weinige totoks op het volksfeest. (Ronald Giphart: Smakelijk! De lekkerste verhalen. 2018)
• Het begrip “totok” heeft nu een vijandige klank en duidt iemand aan die niet in Indonesië is geboren. Die was voor fortuin naar den vreemde vertrokken en keerde na het vergaarde bezit terug naar Nederland. (Kester Freriks: Tempo doeloe, een omhelzing. 2018)
• En een van deze totoks was mijn grootvader, Johannes – roepnaam ‘Joop’ – Andries Laurens Hoks, die op 2 augustus 1927 als drieëntwintigjarige jongeling op het schip de Prins der Nederlanden vanuit Amsterdam naar Indië vertrok omdat hij na het afronden van de Hogere Burgerschool z’n draai niet kon vinden (Arjan Hoks: Afscheid van Java. 2019)
• Er zaten zo’n 6500 mannen, Europeanen, totoks en indo’s, arm en rijk. (Sytze van der Zee: Wij overleefden. 2019)
• ‘Totok betekent volbloed. En Blanda betekent Hollander,’ was de uitleg van mijn moeder. (Marion Bloem: Indo. 2020)
• De niet-gemengde, volbloed Nederlanders in Indië heten ‘totoks’. (Hans Moll: Sluipschutters in de tuin. Een Indische geschiedenis. 2021)