Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 08-11-2022

tot in de pruimentijd

betekenis & definitie

(17e eeuw) (sch.) (soms met de toevoeging: dan kun je pitten kraken) afscheidsgroet, tegen iemand die men niet vaak ziet (en waarvan men niet weet wanneer precies men hem of haar zal terugzien). Eigenlijk: (tot in) de tijd waarin de pruimen rijp zijn, van juli tot oktober. Of: ooit zien we elkaar weer. Volgens sommige bronnen werd deze uitdrukking bedacht door de Nederlandse dichter en toneelschrijver Pieter Corneliszoon Hooft. In diens briefwisseling vinden we enkel volgende aanhaling: "Dat het U Eed. Gestr. geliefde ons met haare jeghenwoordigheit, … hier te koomen vereeren, teeghens den pruimtijdt, die voorhanden is." Komt ook voor in uitdrukkingen zoals 'wachten tot in de pruimentijd': erg lang moeten wachten. Bargoense syn.: tot kolenlajen*; tot de meikersen*; tot in de knollentijd*. Zie ook: in de pruimentijd.

• Tot in den pruimentijd, groette Janssens. (Lode Baekelmans: De idealisten. 1919)
• Vaarwel, tot in „den pruimentijd. .. (Lode Baekelmans: De ongerepte heide: zomerverhaal. 1926)
• Aan allen: saluut! saluut tot in den pruimentijd, d.i. tot in de vacantie... (De Gids. Jaargang 92.1928)
• Tegen half elf drentelt men „Bahnhof'waarts in de allerbeste stemming en als de trein zich in de richting van de Hollandsche grens in beweging zet, hoort men slechts één verzuchting: „wat jammer dat het nu al voorbij is!" Uit 'n openstaande coupé klonk in de duisternis die Bremen omsloot: „es ist Jammer und Schade... Bremen... tot in de pruimentijd!" (Het Noorden in woord en beeld, jrg 7, 19/02/1932)
• Salut moeder, schrijft ze, tot in den pruimentijd! (Hubert Leynen: Het eeuwige beginnen. 1943)
• Salut, en tot in de pruimentijd! ' schreeuwde een van de klanten hem na. (Louis H. Callander: Paradijs der dwazen. 1970)
• Pruumetied: in uitdr. : wanneer twee vrienden van elkaar afscheid nemen, kunnen ze lachend zeggen: Toet in de pruumetied, me gon ton kêzn eetn ! (Roland Desnerck: Oostends woordenboek. 1972)
• (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)
• Je kunt wel wachten tot in de pruimentijd, maar de échte leuke dingen hangen nü te kust en te keur in de onstuimige wereld van de FOXY FASHION FRUIT COMPANY. (advertentie in Tubantia, 01/05/1975)
• (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)
• Goodbye allerliefste, tabé ... tot in de pruimentijd. (Ben Borgart: Troost. Verhalen, 1981)
• (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984) p. 367
• Dikke pret. Niet alleen bij deze en andere mooie en ook minder fraaie herinneringen. De hele middag door. Wat heet, iedere dag, wat Jan Akkerman en Thijs van Leer betreft. Tot in de pruimentijd, daar lijkt 't op. (Het vrije volk, 30/03/1985)
• ‘Tot in de pruimentijd,’ mompelde ik verslagen. (Ben Borgart: Een getekend mens. 1986)
• Tot in de pruimentijd, klinkt dat beter? (Jan Stassen: Sluiterrijden. 1986)
• Loop ik terug en kijk ik aan de voorkant, zie ik weer een mij, en zo tot in de pruimentijd ad infinitum. (René Stoute: Het grimmig genieten, 1991)
• Hij zwaaide zijn wit - bevederde pots naar die kant uit, riep: “ Tot in de pruimentijd! " en rende toen langs een smalle slingerweg, de grote zwijgende bossen in. (Felix Timmermans: Ongebundelde verhalen. 1994)
• De conversatie op het Brusselse station maakte duidelijk dat Parijs ook voor anderen synoniem was geworden voor Nergenshuizen, en dat onze belofte elkaar op 1 januari 2000 te treffen betekende 'tot in de pruimentijd'. (de Volkskrant, 03/01/1998)
• ls hij vertrok, zei hij altijd: ,,Kom, ik ga mijn schoenen maar weer eens thuisbrengen''; en aan de deur: ,,Tot in de pruimentijd''. (De Standaard, 30/01/1999)
• Om nul vijf punt een en veertig uur heeft hij tegen zijn collega's van lijn 50 'tot in de pruimentijd' geroepen en is hij zijn stuurhokje binnengestapt. Tot na half twee zal hij daar nauwelijks nog uitkomen. (de Volkskrant, 09/04/1999)
• De Senaat stelde donderdagavond het migrantenstemrecht uit tot in de pruimentijd na een voorspelbaar debat zonder enig nieuw element. (Gazet van Antwerpen, 30/03/2002)
• (Drs. H. Mandos & M. Mandos-Van de Pol: De Brabantse spreekwoorden. 6e druk. 2003)
• Waarom is ‘in de pruimentijd' dan synoniem met ‘nooit'? Vermoedelijk is de 17de-eeuwse dichter P.C. Hooft de dader: hij en de andere leden van zijn literaire Muiderkring, die samenkwamen op Hoofts zomerverblijf, het Muiderslot bij Amsterdam, namen op hun laatste zomerse afspraak afscheid met de groet ‘Tot in de pruimentijd': ergens volgende zomer dus, maar zonder precies te bepalen wanneer. En dan kwam het er soms niet meer van? Sint-Juttemis had ook gekunnen, want dat staat ook synoniem voor ‘nooit', maar wordt toegeschreven aan. (Het Belang van Limburg, 30/07/2007)
• Nou houdoe dan..., tot in de prùimentéd..., dan meu(g)de óp de pitte komme. Nou houdoe dan..., tot in de pruimentijd..., dan mag je op de pitten komen. Komische afscheidsgroet. ' (Cor & Jos Swanenberg: Bij wijze van spreuken. Brabantse spreuken vergaard en verklaard. 2008)
• (Veronique De Tier, Ronny Keulen, Jos Swanenberg: Moi, adieë en salut: groeten in Nederland en Vlaanderen. 2009)
• … inmiddels spreekwoordelijke afscheidsgroet 'Tot in de pruimentijd!', in de betekenis van 'Tot later!', bedacht door Hooft. Hij schreef in 1643 aan Tesselschade: ‘Dat het U Eed. Gestr. geliefde ons met haare jeghenwoordigheit, … hier te koomen vereeren, teeghens den pruimtijdt, die voorhanden is.’ (Doeschka Meijsing: En liefde in mindere mate: dagboeken 1961-1987. 2016)
• Hij maakte zijn tweede afscheidsbuiginkje van die middag. 'Ik groet u nu... jou, bedoel ik... tot in de pruimentijd... (Maria Stahlie: De middelste dag van het jaar. 2017)

< >