(1935) (oorspr. terrasweer) aangenaam weer waarbij je op een terras kunt zitten en van de zon genieten. Een 'terrasje doen' is iets van halfweg de negentiende eeuw. Voor de stedelijke burgerij was het een middel om haar welvaart te tonen. Terwijl het gewone volk aan het zwoegen was kon de burgerij op het gemak een glaasje drinken. Het tonen dat je tijd had, was destijds vooral een statuskwestie. Tegenwoordig is het eerder iets van mensen observeren vanuit een luie stoel. Vgl. beestenweer*; broekzakkerig* weer; eendekukeltjesweer*; glazenmakersweer*; Hitlerweer*; kiekertjesweer*; moordenaarsweer*; pikstaanderig* weer; pokkenweer*; sluitspierenweer*; sprotweer*; technisch* weer; verlegen* weer; zeikweer*. Zie ook nog: bloesjesdag*; rokjesdag*.
• Och de juffrouw wilde niet meeluisteren. Zij wist wel dat het mooi terras-weer was. (Algemeen Handelsblad, 20/05/1935)
• Het was in Parijs broei-heet en de zon scheen dat het een lieve lust was. Het was constant terrasjes-weer en enige maal heb ik dan ook buiten gegeten. (Het vaderland, 14/08/1954)
• Alleen zijn twee maanden wel erg kort om de smaak van het publiek te pakken. Dit zou nog wat anders zijn, wanneer het iedere dag terrasjesweer was, maar tot op heden hebben we weer ervaren, hoe slechts weinige dagen tot een zitje in de buitenlucht noden. (Nieuwsblad van het Noorden, 21/06/1958)
• Moet je nou lachen of huilen, inderdaad de vraag, die je je bij dit rare weer gaat stellen. De ene dag is het lekker „terrasjesweer” en de volgende dag loopt je voortuintje half onder. Nou ja, ’t is meiregen. (De nieuwe Limburger, 08/05/1969)
• Het initiatief van de ondernemers aan de Markt was kennelijk nog te onbekend of het was gewoon geen echt terrasjesweer. (Limburgsch dagblad, 21/07/1986)
• Een terrasje doen op de eerste lentedagen, is altijd een beetje vechten. Ieder-een wordt er euforisch van – tenzij de mensen die het woord ‘terrasjesweer’ liever vervangen door ‘grasmaaiweer’, ‘tuinopkuisweer’ of pakweg ‘dakgootkuisweer’. Dingen die functioneler en nuttiger zijn dan loomweg op een terras zitten. (De Standaard, 12/04/2024)