(1989) (ook: tatta) (straattaal) zowel een neutrale benaming voor een Nederlandse witte persoon (In de populaire Nederlandse serie Mocro Maffia wordt het personage Tatta gespeeld door acteur Robert de Hoog) als een scheldwoord voor zo'n blanke Nederlander. Tata is eigenlijk een verkorting van het Surinaamse 'ptata' (aardappel) en daarmee een verwijzing naar het feit dat Nederlanders veel aardappelen eten. De populariteit van het woord is niet alleen te danken aan de misdaadserie maar ook aan de Facebookgroep Tattas be like. Syn.: bakra*; kaas*; kaaskop*.
• Tata: rotnederlander. (Subtaal van jongeren in het Parool, 25/11/1989)
• Tata (Sur.) blanke. (Frank Bierens & Mo Veld: Gigataal. Stijlwoordenboek voor het nieuwe millenium. 1999)
• Maar Surinamers weten wel beter; in Nederland barst het van de illegale Surinamers -mensen die na de onafhankelijkheid voor het Surinaamse staatsburgerschap kozen, maar later spijt kregen. Weten die ‘tata’s’ veel. Tata’s? ‘Hollanders. Een tata is een blanke, een witte, een kaas, een patat.’ (HP/ De Tijd, 01/11/2002)
• Tata. (Straattaal) Blanke, Hollander. Afkorting van pta, Sranan voor aardappel, de essentie van de Hollandse maaltijd. (Martin Meulenberg: Van adat tot zwart-rechts. Lexicon van de multiculturele samenleving. 2003)
• (Wim Daniëls: Vet! Jongerentaal nu en vroeger. 2004) p. 98
• Allemaal tata's lopen daar (> Iberisch patata(‘aardappel’)?? (scheldnaam voor) ‘Nederlander’). (Neerlandica extra Muros. Jaargang 2005)
• Zijn vriendenkring bestaat gedeeltelijk uit wat oudere Marokkaans-Nederlandse medescholieren, schoolverlaters en spijbelaars, en gedeeltelijk uit jongens uit de Nieuwmarktbuurt, de buurt waar hij zijn lagereschooltijd doorbracht en nu nog woont. Uit het gesprek wordt gaandeweg duidelijk dat het hierbij moet gaan om een bont gezelschap van Nederlanders (‘tata's of kaaskoppies genaamd’), Antillianen, Afrikanen, Turken en Marokkanen. (Hester Dibbits, Isabel Hoving, Marlou Schrover: Cultuur en migratie in Nederland. Veranderingen van het alledaagse 1950-2000. 2005)
• Rest ons nog de overige leden van het Kaap Verdiaanse meidencollectief DuMeits aan u voor te stellen: Naast de hierboven aangehaalde aisha_starr_* zijn daar de cabosmatjes BabyMari__ en miilaa_*. Volgende week weer een nieuwe fittie. Hopelijk dan eens wat boekende tatta's uit Schubbekutteveen. We gaan je zien! (www.geenstijl.nl., 01/02/2008)
• ‘Oppassen, tatta,’ zei een kleine, dikke Marokkaans uitziende jongen met een witte pet en een leren jack met bontkraag. ‘Het is glad hier. Je weet toch.’ (Henk van Straten: Kleine stinkerd. 2008)
• Mijn dochter noemde me laatst een 'tata', een kaaskop, omdat ik iets dat ik gratis had gekregen, als cadeau aan iemand doorgaf. (de Volkskrant, 17/08/2006)
• De zeldzame Nederlanders in uw wijk zijn een soort ‘dingen’, ‘kankertatta’s’ die je best mag beroven. HP/ De Tijd, 10/08/2007)
• Hij viel enorm in de smaak bij de 'tatta's', Nederlanders, wanneer hij bij de aanduiding van de jonge raddraaiers krachttermen gebruikte als 'tuig' dat 'harder moest worden aangepakt.' (Vrij Nederland, 27/10/2007)
• Er zijn wel meisjes met grote tata's, maar ik zie ze nu even niet. (Robert Vuijsje: Alleen op de wereld. 2009)
• Dat vriendelijke negerts uit Marokko echt heus wel zoete koffie willen drinken met blanke tatta's als iedereen maar snel cultureel gaat speeddaten met een verzekeringsboer? (www.GeenStijl.nl, 10/11/2011)
• Een jongetje dat net zou oud was als het jongetje met de middelvinger, riep hard: “Ha ha ha, vergeet die tatta z”n tas. Ha ha ha, je bent kankerdom, echt kankerdom.” (Saul van Stapele: Witte panters. 2012)
• Hij nam na de YouTubehit zelfs nog een liedje op, Ik steel van die rijke tatta’s. Tatta betekent ‘blanke’ of ‘Hollander’; het komt van het Surinaamse patatta, dat ‘aardappel’ betekent. (Vivien Waszink: Woord! De taal van nederhop. 2013)
• Toen ik eventjes naar het toilet ging, vroeg Skippybal mij: ‘Yo, die tata, vette bodywarmer heeft-ie, man... Gaan we ’m smooth aanpakken?’ (Mano Bouzamour: De belofte van Pisa. 2013)
• Skiën is voor tata’s, meester! (Johan Goosens: Wie heeft er wél een boek bij zich? Een jaar lang leraar op een ROC. 2014)
• Zijn moeder kwam uit Marrakesh; niet uit een dorpje in het noorden, en zijn vader was een kaaskop, een ‘tatta’, verliefd geworden tijdens een vakantie. (Henk van Straten: Bidden en vallen. 2015)
• Tata is straattaal voor aardappelhoofd: de blanke Hollander of kaaskop dus. (de Groene Amsterdammer, 09/06/2016)
• “Die tatta”s krijgen toch geen boete. Wedden?” zegt de kleine jongen bij het hek. (Yasmina Aboutaleb: Dit maak je nooit meer mee. 2016)
• Brada’s om mee te chillen, smoken en tjappen, ‘die meisje met die tantoe dikke sanka’, tatta’s met skere patta’s; ook op hun bekakte grachtengordelschooltje dringt de straattaal door. (Sylvia Witteman: Jullie zijn zelf gek. 2017)
• Hij sprak dat allemaal niet uit, naïef was hij niet – je tekende je doodvonnis als je zou zeggen dat je eigenlijk best wat meer tattas in je klas zou willen hebben. (Stad van zachte idioten. Verhalen uit Utrecht. Samengesteld door Ronald Giphart 2017)
• Succes met schrijven, strijder. Laat die stomme tata’s schrikken van je schrijfkunsten. (Mano Bouzamour: Bestseller Boy. 2018)
• Wilde ik mijn communicatie per se versleutelen? Nee, nee, nee en nog eens nee. Geen weldoordacht spreekmotief voor deze tata (aardappeleter, beschrijving van een typische Nederlander, Sranantongo). (Jiska Duurkoop: Straatpraat. Hoe moderne straattaal Nederland verenigt en verdeelt. 2018)
• Het is blijkbaar een behoorlijke schok, vooral voor de vrouwen, om mij hier tussen al dat ‘tuig’ te zien zitten, en ik val natuurlijk behoorlijk op als enige tatta, haha, zo noemen ze kaaskoppen hier. (Andries Bik: Grand Hotel de Bajes. 2019)
• Ik hou van al mijn fans, mocro of tatta, goed kapseltje of gek kapseltje, straight of gay. (Dieuwertje Heuvelings: Auxiety. 2020)
• (Smibanese woordenboek. 2e druk. 2020)
• Het was niet volslagen onwaar, de horeca is voor mensen van lichtgetinte variëteit vaak dé plek om te scharrelen en te jagen, aangezien ze niet doen aan uitgaan of tinderen, zoals tatta’s doen. (Lale Gül: Ik ga leven. 2021)
• Sterk en hilarisch zijn de dialogen van Amsterdamse scholieren met een Marokkaanse, Turkse, Afghaanse, Surinaamse, Koerdische en Joodse achtergrond die elkaar in rauwe taal dissen tijdens een Rome-reis. Je leert vreemde woorden kennen als tatta’s (witte, autochtone Nederlanders), kech (Turks voor hoer), kehba (Berbers voor hoer), drerries (jongens in het Berbers) top of ibne (flikker in het Turks), moetjoe (iemand die uit angst voor haar omgeving buiten de stad met Jan en alleman flikflooit).’ (Nico Keuning: De boekenfluisteraar. Over schrijven en schrijvers. 2022)