Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 24-09-2024

taaie

betekenis & definitie

(1839) (oorspr. Schiedam) dubbele borrel. Eigenlijk: een sterke kerel, iemand die het lang uithoudt.

• Genavond, Scheele! geef me rijs een taaie van je, assieblief… (Jacob van Lennep: Plat Amsterdamsch: Zamenspraak. 1844)
• Hij heeft een taaie gepakt. Eene taaie stof bezwijkt niet licht; zdb ook bezwijkt nathals niet voor al de borreltjes, -die hij na elkander naar binnen werkt. (A.E. B. Herroem: Bacchus in spreekwoordentaal, aangetoond in eenige honderden spreekwoorden en spreekwoordelijke gezegden. 1874)
• Dat de dronkenschap in ons Vaderland een geliefde volkszonde is, men zou het haast opmaken uit het buitengewoon aantal uitdrukkingen en spreekwoorden, die op de dronkenschap betrekking hebben. Hoeveel namen heeft niet ons volk „voor een teuge sterken drank”. Een borrel, een boom, een taaie, een klodder, een opperwachtmeester, enz. enz. (De morgenpost, 15/11/1892)
• De Arabier kwam uit de tent en vroeg (gansch niet in der Arabieren taal) of vader eerst koffie of ’n taaie hebben wou. (Leeuwarder Courant, 28/08/1905)
• Ja zeg, Holleman is hier ook, hij wil 't afdrinken, zeg, we hebben al een taaie op je gezondheid gedronken... (Simon Vestdijk: Meneer Visser's hellevaart. 1936)
• 'n Taaie is een borrel. Wa zella-n-an taeja neme; ook 'n blinde. (G.S. Overdiep: De volkstaal van Katwijk aan Zee. 1940)
• taai, een taaie, een dubbele borrel van 10 i.p.v. 5 cent (1890). (A. Beets: Leidse woorden en uitdrukkingen. In: Leids Volksleven. 1954)
• Taaie: borreltje. (Nicoline Sijs en Joep Kruijsen: Honderd jaar stadstaal. 1999) (Amsterdam, anno 1845. Van Lennep)
• taaie, dubbele borrel (van zes in plaats van drie cent), gehoord door Beets in 1890 en 1893: ‘een dubbele borrel, niet van 5 maar van tien centen’. Bij Bodrij (1980) nog altijd een ‘borrel’. (Nicoline Sijs en Joep Kruijsen: Honderd jaar stadstaal. 1999)
• taaie, dubbele borrel (van zes in plaats van drie cent), gehoord door Beets in 1890 en 1893: 'een dubbele borrel, niet van vijf maar van tien centen'. Bij Bodrij nog altijd een 'borrel'. (Dick Wortel: Taal in stad en land. Leids. 2002)
• ’s Avonds dook Kloet in zijn nakie in zee, zwom een rondje, holde daarna klappertandend en trillend op zijn benen de keet weer binnen, schoot in zijn broek, trok zijn boezeroen over zijn kop en zei: ‘Een taaie zal me smaken.’ (Catalijn Claes: Steenzetters. 2013)

< >