Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 26-03-2024

't is de granje

betekenis & definitie

(17e eeuw) (< Fr. garante: borg, waarborg) (Barg.) 't is te geef. Voorbeeld: 'Drie piek te veel (van handelswaar)? Och meneertje, 't Is de granje.' Reeds teruggevonden in het werk van Bredero (Moortje. 1615): "Doe Lysbet Fokels my vernam, seyse: Koopman ick gheefje schier de granje."

• In de wisselplaatsen dure en schrale kost. Vervallen nachtherbergen, maar daar binnen goedhartige meiden en vriendlijke waardinnen, die overal graag geld zien bij de visch, daar dit toch maar voor haar de granje is. (C.A. Kortum: De Jobsiade, grotesk-komisch heldendicht in drie deelen. 1872)
• (Enno Endt: Een taal van horen zeggen: Bargoens en andere ongeschreven sterke taal. 1969)
• (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)
• Granje. Een te verwaarlozen hoeveelheid geld. (Aldert Walrecht: Woordenboekspel. 1991)