Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 29-01-2023

stuff

betekenis & definitie

1) (1967) (< Eng.) (drugs) algemene benaming voor drugs. Zie ook spul*. “Brigadier Snuf rookt stuff” is de titel van een boek van Hans Plomp. In het Engelse slang (sedert ca. 1705) ook in de betekenis van alcohol, in het bijzonder illegale drank.

• Bij de groepen die zich distantiëren van de hierboven genoemde tienertalen is natuurlijk naast de klup duffe vogels die niet beter weten, de groep die rookt en snuift. Deze is meer thuis in termen als: wiet, stuf, hasj, pot, tri, en de consequenties daarvan: high, stoned, een trip maken. (Algemeen Handelsblad, 12/08/1967)
• Als we zorgen, dat we om 'n uur of negen allemaal hier zijn, halen we stuff en roken wat. (Noud van den Eerenbeemt: De berenkuil. 1968)
• Ofschoon C., toen de politie de trap opstormde en de deur intrapte, nog had geprobeerd 'de stuf' te verbergen.... (Simon Carmiggelt: Je blijft lachen. 1968)
• Heb wat colombiaanse stuff versierd. (Arie B. Hiddema: Dag heer. 1970)
• Eerst kreeg ik van m’n dealer de bennie opgelost in water. Zelfgemaakte stuff, home made shit, die per melkfles verkocht werd. (Johnny van Doorn: Mijn kleine hersentjes. 1972)
• Zouden ze Catarina zoeken? Misschien had ze stuff gesmokkeld. (Miep Diekmann: Total Loss weetjewel, 1973)
• Integendeel: met bakkenvol werd de zwaarste stuff, columbiaanse, aangedragen. (Bert Hiddema: Twee vliegen in een klap. 1975)
• Merk je echt niets van de stuff, Herman? Je kijkt aardig stoned uit je ogen. (Johnny van Doorn: De geest moet waaien. 1977)
• Zij stond daar maar stom te lachen in een walm van stuff die in haar kleren zat. (Hugo Claus: Het verlangen. 1978)
• Met een stel vrienden rookten we veel stuff in die tijd.... (Henk Spaan: Kermis op de dam. 1983)
• Er wordt alleen een inflatoire handel gedreven door zenuwachtige Franse hippies die allemaal met stuff meer stuff proberen te verdienen. (Frans Kellendonk: Namen en gezichten. Verhalen. 1983)
• Je rookt je suf aan stuff..... (Theodor Holman: Een lekker leven. 1986)
• Of zij hebben stuff geleverd van waardeloze kwaliteit, met eenzelfde resultaat. (Hans Moll: De hoeken van de ring. 1987)
• De kids hadden grote stukken stuff doorgeslikt en waren helemaal van de wereld. (Webber, mei 1995)
• Die Fransen lopen altijd te pingelen omdat ze denken dat de stuff gratis is. (Khalid Boudou: Iedereen krijgt klappen. 2013)
• Met haar hand op haar buik inhaleert Anna diep, de stuff brandt in haar keel. (Mireille van Hout: Ibiza, land van liefde. 2016)
• In de kombuis werden ze vertroeteld door de behoorlijk door de nodige stuff bedwelmde crew. (Astrid Nijgh: Varen met de jonge Jacob. 2017)
• D”r loopt op Crooswijk een joch te schuive met stuf. (Dick Scholten: Betaalde troost. 2018)
• Wanneer in Groningen een jongen haar ‘stuff ’ aanbiedt, reageert ze: “Stof? Wat voor stof heb je dan?” Haar krakkemikkige Nederlands indachtig is het geen slechte zaak dat ze enkele jaren later door de Haagse, Engelstalige beatgroep Shocking Blue opgevist wordt, wat leidt tot de wereldhit Venus. (Peter Van Dyck: Watskeburt, Lage Landen? 2019)

2) (1985) (< Eng.) (inf.) zaken; dingen.

• Shock Headed Peters werd 'mijn' reactie op de avantgarde-stuff die ik daarvoor gedaan had. (Oor, 05/10/1985)
• Front, tot dan in de States alleen vertegenwoordigd door moeilijk vindbare importstuff, wordt opgepikt door het vanuit Chicago opererende label WAX TRAX. (Backstage, februari 1986)