Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 21-10-2021

stief

betekenis & definitie

(1913) (Ned.-Indië) (meestal verkleinvorm) vlakgom.

• De Javasche Courant van 4 dezer bracht een schitterende wedergave van een indische tentoonstelling, aangericht zonder dat iemand er iets van geweten heeft. Er worden vertoond peno, d. z, stalen schrijfpennen; dan een sikat, zijnde een borstel verder een oekoeran, oftewel (oprolbaar) meetband; seroet, een schaaf, karet, wat in dit geval wil zeggen twee stukjes vlakgom of „stief" met houten houdertje in 't midden; stopples, toelichting of vertaling onnoodig. (Bataviaasch nieuwsblad, 15/02/1913)
• Ieder kind dat in de jaren dertig in het oude Indië op de lagere school heeft gezeten, had later in Holland de grootste moeite om zijn Nederlandse klasgenoten duidelijk te maken dat een vlakgummetje gewoon een 'stiefje' was..... (Joop van den Berg: Soebatten, sarongs en sinjo's: Indische woorden in het Nederlands. 1992)
• stief: gummetje, vlakgom. Het werkwoord is stiefen of uitstiefen, uitgummen. Een zeer Indisch woord, maar inmiddels gewoon in de dikke Van Dale opgenomen. (Richard Cress: Petjoh. Woorden en wetenswaardigheden uit het Indische verleden. 1998)