Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 25-05-2021

stelletje

betekenis & definitie

(1911) (Amsterdam) borrel met een glas bier.

• Z'n hoed zette i overeind tegen m'n stelletje. (Nescio: De uitvreter. 1911)
• ‘Geef me een stelletje van je,’ zei de man. ‘En wat mot jij?’ (Simon Carmiggelt: Alle orgels slapen. 1961)
• En hij drinkt een stelletje - bier voor de dorst en jenever voor de smaak. (Simon Carmiggelt: We leven nog. 1963)
• Als je twee jonge borrels tegenkomt geef ze dan een rotschop en stuur ze even hierheen wil je? En doe d'r voor mij nog maar een blommige van Heineken bij. Wil jij soms ook een stelletje?' (Kees van Kooten: Treitertrends. 1970)
• De kelner kende het verhaal al. Hij verlegde zijn blik in de richting van de man die net was binnengekomen en vroeg wat het wezen moest. 'Geef mij maar een stelletje,' antwoordde deze. (Simon Carmiggelt: Elke ochtend opstaan. 1973)
• Tegenwoordig blijken borrel en bier elkaar best te verdragen, getuige het gebruik van het „stelletje" — een combinatie van jonge jenever en pils — die veelvuldig in cafés besteld wordt, maar die de heer Heineken weinig op prijs stelt: „Dat lijkt me zoiets als spinazie met speculaas". (Het Parool, 27/01/1973)
• Altijd bier met 'n keiltje. Een stelletje, zoals we 't nou noemen. (Simon Carmiggelt: Brood voor de vogeltjes. 1974)
• (Johanna van Reeuwijk: Groot Nederlands Drankwoordenboek. 1984)
• Ze zei bijvoorbeeld tegen een man die altijd een stelletje dronk: ‘n Paard en wagen noemde Jos dat…. (Simon Carmiggelt: Schemeren. 1992)
• … en, ja, Henk, doe hier nog maar een stelletje en die fijne jongens naast me ook nog maar wat… (Louis Ferron: De Walsenkoning. 1993)
• (Ewoud Sanders: Borrelwoordenboek. 1997)
• (Paul van Riel: Kroegwoordenschat. 1998)