Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 21-07-2023

schilderen

betekenis & definitie

1) (19e eeuw) (oorspr. sold.) op wacht staan; (inf.) vruchteloos staan wachten; nietsdoen.

• Schilderen, (mil.), op post staan. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• Zoo'n gek wijf ook, verleden week heeft ze toch een uur voor die kroeg loope schildere. (H. Hartog: Sjofelen. 1904)
• Schilderen: op wacht staan. (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel II. De sociologische structuur onzer taal II. 1914. Soldatentaal.)
• (K. ter Laan: Nieuw Groninger Woordenboek 1924-1929)
• Zeg kokkie, de wacht heeft vóórete wat ? Die kerels hebbe de heele nacht ligge stinke en wij hebben geschilderd in dat afgeluizige weer. (Fr. Van de Vrande: Grensleven. 1936)
• (Paul Guermonprez: Praatjes en plaatjes van de soldaatjes. 1939)
• Schilderen. Staan —, langen tijd naar iemand staan wachten: hij heeft mij daar meer dan een ure laten schilderen. (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1950)
• schildere, op wacht staan, op de uitkijk staan; wachtend heen en weer lopen. Eij lóóp almaar vóór et uis fan die meit te schildere. - Zegsw. Wie bang iz mo schildere. (Spr. en Zegsw. 490). (A.P.M. Lafeber: Het dialect van Gouda. 1967)
• Sjhildern — wkw. (sjhilderdede, gesjhilderd): schilderen; aanm.: te sjhildern stoan: tevergeefs op iemand wachten, op iemand blijven wachten. (Roland Desnerck: Oostends woordenboek. 1972)
• Want intussen stáát ge daar maar te schilderen met uwen halve kilo kloefnagels en twee rollen plakpapier gelijk ne klausaugust. (Eriek Verpale: Grasland. 1996)
• Uitdr.: Everans stan te schildere = nietsdoen. Met dezelfde bet.: de prachtige uitdrukking: Het plafon van de Groête Mèt schildere (of: witte)! (H. Diddens: Woordenboek van het Mechels dialect. 1999)
• En die Kaiserpils hebben ze alleen op flesjes, ik denk dat ik er zesduizend lege in de living heb staan in zakken van de gb, van die zakken van drie frank, ik koop altijd van die zakken van drie frank omdat die dunne met al dat bier en al dat vreten van Charlowie te gemakkelijk onderweg doorscheuren en dan sta ik daar te schilderen. (J.M.H. Berckmans: Na het baden bij Baxter en de ontluizing bij Miss Grace. 2000)
• (Herman J. Claeys: Vlaams Dialecten woordenboek. 2001)

2) (1991) (jeugd) zich opmaken.

• (C.A.J. Hoppenbrouwers: Jongerentaal: de tipparade van de omgangstaal. 1991)