(1938) (Amsterdam, veemarb.) kleine diefstal, meestal in een zak vervoerd.
• Bargoense elementen zijn natuurlijk speciaal aan te treffen onder de termen, die iets met fraude of bedrog te maken hebben. Het bedrijf geeft veel aanleiding tot kruimeldieverij; de arbeider eigent zich wat van de inhoud van een baal toe, en verkoopt de buit. Hij ‘maakt een poetje’ of ‘slaat een melik’; poet is algemeen amsterdams bargoens, melik betekent volgens Moormanns Bronnenboek (zie blz. 231 en 358) ‘zak’. Dat komt wel uit; in het veembedrijf zal de buit wel meestal in een zak vervoerd worden. ‘Een hand goed’ en ‘een grissert’ zijn termen die voor zichzelf spreken; ‘een snij’ in dezelfde betekenis is dat eveneens voor ieder die het goed amsterdamse ‘snijen’ kent voor ‘oplichten, afzetten’. (De taal der Amsterdamse veemarbeiders. In: De Nieuwe Taalgids 32. 1938)