Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 03-03-2023

smurf

betekenis & definitie

1) (1980+) (jeugd) (spot.) klein persoon. Zie ook brugsmurf*. Allusie op het kleine, blauwe stripfiguurtje dat getekend werd door Peyo (pseudoniem van Pierre Culliford, 1928-1992). De oorspronkelijke Franse benaming was ‘Schtroumpf’. Het woord viel Peyo te binnen tijdens een dineetje in 1958 met een andere striptekenaar, Franquin. Toen hij niet op het woord 'zoutvat' kon komen, vroeg hij zijn collega om hem 'de smurf door te geven': "Passe-moi... le schtroumpf!" Peyo wou bewust niet de woorden truc, machin of bidule (Frans voor dinges) gebruiken en verving het door een niet bestaand woord. Vervolgens gingen de twee aan het 'smurfen' (schtroumpfer), waarbij hele fabels van Jean de La Fontaine werden naverteld met om de haverklap het gebruik van de term ‘schtroumpf’. Het spelletje werd een running gag (de smurfentaal was geboren), en resulteerde uiteindelijk in één van de meest succesvolle stripverhalen. Hoe de Schtroumpf in Vlaanderen en Nederland een smurf werd, is een ander verhaal. Dat hebben we te danken aan vertaler Armand van Raalte uit Herne, de zoon van een Amsterdamse vader en een Gentse moeder. Hij werkte bij een Belgische uitgeverij die de verhalen van Peyo in het Frans uitgaf, maar ook in een Nederlandstalige versie. Het Duits klinkende Schtroumpf viel volgens hem zomaar niet te vertalen. Hij zocht daarom naar een eenvoudig woord waarvan je ook makkelijk een werkwoord kon maken. Later bleek uit een lezersbrief in de Standaard in 1978 dat een 72-jarige vrouw uit Boechout en geboren te Lier zich herinnerde dat het woord al in de vorige eeuw in haar huiselijke kring werd gebruikt. Tijdens het eten werd aan tafel tegen de kinderen wel eens gezegd: Ge moet niet zo smurfen, eet deftig! In Frankrijk werd Schtroumpf de bijnaam van een blauwhelm (in Bosnië) maar ook een scheldwoord voor een agent; een imbeciel; een dealer of een tussenpersoon in het zwartegeldcircuit. Het nieuwe logo van voetbalclub Ajax stuitte in 2005 op veel tegenstand bij de supporters omdat de gerestylede Griekse held te veel op een smurf zou lijken. En die straalt te weinig arrogantie, onoverwinnelijkheid en Amsterdamse bluf uit. Het klassieke logo uit 1928 zou volgens de fans het enige echte Ajax-logo zijn. De brullende Ajax was immers een groot en sterk man en beslist geen blauwe dwerg.

• Smurf: klein persoon. (Kristiaan Laps: Nationaal scheldwoordenboek. 1984)
• Smurf: klein persoon. ‘Dat is de smurf van onze groep. Die kun je zo in het bagagerek douwen’. (Marc Hofkamp en Wim Westerman: Aso's, Bigi's, Crimi's. Jongerentaalwoordenboek, 1989)
• Opdonderen, smurf. (Ronald Giphart: Het leukste jaar uit de geschiedenis van de mensheid. 2002)
• Op 2-1 in de vierde set brak het lijntje, ironisch genoeg op het moment dat een Nederlandse supporter hem vanaf de tribune luidkeels een hart onder de riem probeerde te steken: ,,Pak die smurf, Martin!'' (NRC Handelsblad, 30/05/2004)
• Roda-verdediger Kah stoorde zich eraan. "Hé smurf: Terug in je hok", zei de Noorse Afrikaan. Dat was tijdens een opstootje in de catacomben, in het heetst van de strijd. (Trouw, 18/09/2006)
• ‘Opdonderen, vieze kutsmurf!’ riep ik kwaad. Je kreeg die runnertjes maar niet weg. (Khalid Boudou: Iedereen krijgt klappen. 2013)
• Kereltje op de stoel schoof weer naar binnen en de smurf verzocht mij vriendelijk doch dringend om te vertrekken. (Andries Bik: Grand Hotel de Bajes. 2019)

2) (1990+) (spot) lid van de Stadswacht. Vanwege het blauwe jasje.

• De twee stadswachten in de Kalverstraat zeggen dat ze voortdurend het stempel van onbetrouwbare werkloze opgedrukt krijgen. Daarom nemen de mensen hen niet serieus. En door dat jasje, hè. Dat felblauw met felrode biezen helpt niet mee aan het imago van de stadswacht. “Hee smurf” of: “Ben je van het ganzenbord gelopen”, zijn nog milde varianten van wat hun zoal wordt toegevoegd. (NRC Handelsblad, 11/06/1994)

3) (1999) (Antwerpen) hulpagent. Vanwege het blauwe uniform.

• Smurf: recente bijnaam voor de recente hulpagent. (Jack de Graef: Het Antwerps dialect van dezekestijd tot in de 21e eeuw. 1999. 11e druk)
• Smurf: politieagent op bromfiets. (Jeugdtaal in Gazet van Antwerpen, 08/07/1999)
• (Herman J. Claeys: Vlaams Dialecten woordenboek. 2001)
• Smurf, bijnaam voor een hulpagent, wegens de blawe kleur van het uniform. (Tony Rombouts & Bert Bevers: Antwaarps Nederlands Woordenboek. Vierde herziene druk. 2006)

4) (1984) (jeugd) racistisch scheldw. voor een Kaapverdiaan. Meer algemeen: dom persoon.

• (Frank Jansen: Schelden op immigranten, in: Hollands Maandblad. 1984)
• Er zit heus geen cyaankali in, smurf. (Mano Bouzamour: Bestseller Boy. 2018)

5) (2010) (sold.) (steeds meerv.) de Koninklijke Marechaussee.

• De Smurfen. De Koninklijke Marechaussee. Vaak wordt het intro van de smurfen gefloten wanneer er KMar voorbij komt. Blauwe kleding van de KMar. (Militair Jargon. Wikipedia, ongedateerd)
• (Militair Jargon in de Telegraaf, 25/06/2010)

6) (1995) (internet) regelmatig bezoeker van een nieuwsgroep die daar niet ter zake doende, maar wel grappige berichten achterlaat. Verband met het stripfiguurtje is niet gekend.

• (Martin Bannink: Internet.taal. 1995)

7) (2000) (Vlaanderen, jeugd) iemand die nog geen ervaring heeft met seks.

• Smurf: iemand die (nog) geen ervaring heeft op seksueel gebied. (Jongerentaal in De Morgen, 23/02/2000)

< >